Wel op de Vervreemding van landbouw
gronden.
dragen in art. 1185, 9e, B.W. een voorrecht toegekend op het
appartement, terwijl bij vervreemding of toescheiding van het
appartement naast de oude eigenaar de nieuwe eigenaar aanspra
kelijk wordt gesteld voor de voldoening van de bijdragen, die
gedurende de laatste twee jaren vervallen zijn. Voor de nieuwe
eigenaar wordt daardoor het appartement niet minder aantrek
kelijk. In voorkomende gevallen zal dat immers niet de verhandel
baarheid, maar slechts de prijs beïnvloeden.
Een appartement is een onroerend goed (krachtens art. 562
B.W., zoals dit door het hier besproken ontwerp zal worden
gewijzigd).
Het bepaalde in art. 671 B.W. is hierop derhalve van toepassing.
De over te schrijven akte of het uittreksel daarvan zal ook de
naam van de verkrijger (moeten) vermelden.
De akte van splitsing wordt notariëel verleden (art. 638 b); die,
waarbij appartementen worden vervreemd, kan ook onderhands
worden opgemaakt.
Zoals wij ook in 1947 schreven, moet in dit nieuwe recht veel
aan partijen worden overgelaten. De grondslag van rechten en
verplichtingen moet in het ontwerp gezocht worden in het regle
ment, waaromtrent in art. 638 g afzonderlijk is voorgeschreven,
wat het moet en wat het kan inhouden.
Dit zijn dan enkele van de verbeteringen, welke in het juist
aangenomen ontwerp zijn verwerkt. De bedoeling van dit artikel
is voornamelijk, de aandacht te vestigen op een voor onze dienst
wel zeer belangrijke wet. Daarom volstaan wij met deze korte
samenvatting. Belangstellenden verwijzen wij naar de verschil
lende Kamerstukken (451) en naar het in de aanvang genoemde
artikel in dit Orgaan van Juni 1947, blz. 17.
Het gewijzigde wetsontwerp, dat regelingen treft aangaande
enige rechtshandelingen met betrekking tot landbouwgronden en
dat blijkens art. 36 kan worden aangehaald als: „Wet op de ver
vreemding van landbouwgronden'' wijkt op verschillende plaatsen
af van het oorspronkelijke.
De Memorie van Antwoord gewaagt in haar beschouwingen
hierover met erkentelijkheid van de deskundige medewerking van
Prof. Mr. J. H. Beekhuis te Groningen.
192