dienen niet had bestaan. Met schrift in de ruimste betekenis be
doelen we dan tekens, die zowel manuaal (met de hand) als
mechanisch zijn voortgebracht.
Binnen het kader van dit onderwerp wordt niet teruggegrepen
op de historische ontwikkeling der lettervormen. Ook blijft buiten
beschouwing het ontwikkelingsproces van schrijfletter tot natio
nale schrijfletter.
Vanaf het ogenblik dat de schrijfkunst klassikaal werd onder
wezen ontstond er zoveel invloed van de leraar of onderwijzer op
het schrift van de jeugdige beoefenaars, dat bedoelde invloed
zelfs op latere leeftijd toen het schrift in de practijk werd toe
gepast merkbaar bleef. Het schrift karakteriseerde zich door de
gebruikte methode, in die zin dat de nagebootste modellen nog
lang in het geheugen verankerd bleven. De vormingswijze echter
speelde daarbij een minder schoolse rol. Met dit te constateren
zijn we aangeland aan een chapiter dat de kern vormt van de
kritiek, die er op het individuele handschrift en op het z.g. be
roepsschrift wordt uitgeoefend. Deze kritiek heeft zodanige om
vang aangenomen, dat er symptomatische betekenis aan gegeven
moet worden. Het verschijnsel is zowel nationaal als internationaal
geconstateerd. Doch uit die kritiek is tot nog toe geen krachtig
element ontstaan, dat een rol speelt bij de pogingen om de zozeer
gewenste verbeteringen aan te brengen. Nieuwe schrijfmethoden
voor het onderwijs, normalisatiecommissies voor lettervormen in
de beroepen, noch verbeteringen in de technische hulpmiddelen
vermochten in ons land een halt toe te roepen aan de voortschrij
dende slechte lettervorming.
Wat is hiervan de oorzaak? In de eerste plaats ontbreekt de
noodzakelijke eenheid bij het onderwijs. Ons schrijfonderwijs
of het nu aan kinderen of volwassenen wordt gegeven blijft
gespeend van eenheid in de lettervorm, maar vooral ook van uni
forme behandeling der gehele schrijf functie; waaronder we ver
staan houding, penvoering en vormingswijze* De organische
samenhang tussen vorm en vormingswijze schijnt bij de methodiek
van ons onderwijs van schrijfpaedagogisch standpunt bekeken niet
voldoende te worden onderkend.
Is voor de overheid in deze materie niet een taak weggelegd,
vooral nu de vernieuwing van ons onderwijs in het brandpunt van
de belangstelling staat? Misschien spreekt het tot ons als we ver
nemen dat de Unesco een wereldorganisatie een rapport
doet verschijnen, dat haftdelt over de waarde van goed handschrift.
Dat „goed" handschrift in de beroepen van onschatbare waarde
is behoeft niet nader uiteengezet te worden. Voorlopig wijzen we
slechts op de fouten die er gemaakt worden tengevolge van on
duidelijk schrift. En als een schrijver van een brief eens getuige
was van de reacties die zijn onduidelijk schrift op de geadresseerde
198