niet gemist kan worden. We denken daarbij aan onderscheiden
formulieren en staten, die door kolommen onderverdeeld zijn; aan
boekhouding in registers, aan beknopte opdrachten, beoordelingen
van ondergeschikten, vertrouwelijk schrijven, aantekeningen bij
rapporten enz. in het algemeen die schrifturen, die spontaan op
papier worden gesteld. Administratieve ambtenaren zijn tegen
woordig „gewapend" met de vulpen, om op ieder moment het
schrijfwerktuig bij de hand te hebben; vertrouwd materiaal,* waar
mee ze de mechanische belemmeringen bij het schrijven des te
gemakkelijker overwinnen.
De bedoeling van het op schrift gestelde is, er anderen van te
laten kennis nemen. Slecht of onleesbaar schrift wekt ergernis op.
Op dit soort schrift is van toepassing, dat de winst in tijd door
het tempo behaald, weer wordt gecompenseerd door vertraging in
de afwikkeling. Kent U in Uw omgeving geen voorbeelden van
gevallen, dat een schrijver zijn eigen handschrift niet meer kon
lezen? Of dat iemand zich bij U vervoegde met de bescheiden
vraag; ,,Wat bedoelt U daar?", hopende daarmede zijn verlangen
om de passage te ontwarren, niet al te abrupt te hebben uitge
drukt. De eis, dat een ieder op het niveau van een paleograaf
(schriftvorser) staat is te zwaar gesteld. Meermalen hoort men
zeggen: ,,Ik schaam me voor mijn handschrift." Onder aan een
brief komt niet zelden de verzuchting voor: ,,let maar niet op het
schrift," enz.
In vele gevallen is natuurlijke aanleg voor slordigheid de oor
zaak, maar het aantal van degenen, die met deze eigenschap
behept zijn, kan toch niet zo overwegend groot zijn, dat aan boven
genoemd verschijnsel symptomatische betekenis moet worden
gehecht.
Opnieuw is de vraag aan de orde: Wat zijn de oorzaken? Zijn
deze nu van geheel andere aard dan de eerder geschetste?
Wie onder ons heeft niet eens aan een der loketten gestaan
van een grote administratie en de dienstdoende ambtenaar zijn pen
zien hanteren. Opvallend is de variatie in de penvoering. De een
schrijft met een „dwarse penvoering" (houder tussen wijs- en
middelvinger, de duim even op de penhouder of de houder soms
tussen middelvinger en ringvinger) en maakt z.g. steilschrift. Een
ander heeft een z.g. „lange penvoering" (afstand van de toppen
der vingers tot penpunt is groot), een derde een korte pen
voering. Weer anderen schrijven z.g. lopend of halflopend schrift,
terwijl er ook nog zijn die met z.g. „staande hand" schrijven.
Nog meer verscheidenheid is er te consateren in de typen die
worden gebruikt. Op zichzelf betekent de verscheidenheid in de
penvoering en in de gebruikte lettervormen nog niet dat daarmee
de oorzaak van slecht schrift is aangewezen, maar wel dat er een
oorzakelijk verband bestaat. Iedere scribent hanteert zijn schrijf
gereedschap liefst op de voor hem gemakkelijke wijze, maar hij
203