Opgaven met landmeetkundige inslag
Opgave XXIX.
Over deze opgave is eerst nog wel iets te vertellen. De punten
D en E, waarvan de coördinaten berekend moesten worden, had
den betrekking op een paspunt.
Wanneer bij een ruilverkaveling luchtkaartering zal worden toe
gepast is het noodzakelijk vooruit te bepalen welke, zo mogelijk
markante punten, als paspunt zullen dienen. Zo nodig worden pun
ten, die op de foto niet scherp genoeg te definiëren zijn en toch
als paspunt gewenst worden, vooruit zichtbaar gemaakt. In de
Eemnesserpolder werden daartoe lakens op de weilanden uitge
spreid. Men kiest de paspunten zo, dat er op iedere foto minstens
vier zullen voorkomen.
Bij het uitwerken van de luchtfoto worden foto en kaart, waarop
de in coördinaten berekende paspunten gekaarteerd zijn, zodanig
ten opzichte van elkaar aangebracht, dat de vier verbindingslijnen
van de overeenkomstige punten door één punt gaan. Is dit gelukt
dan heeft men bereikt dat de verbindingslijnen van alle overeen
komstige punten van foto en kaart door datzelfde punt gaan.
Nu zullen we de opgave bekijken. De correcties voor tempera
tuur en stereografische projectie hebben niet veel moeilijkheden
opgeleverd. De temperatuur waarbij gemeten was, is lager dan de
ijktemperatuur. Er is dus gemeten met een meetband die iets tekort
is. Dit betekent dat de gevonden waarde voor de lengte iets te
hoog is en dat we de correctie voor de temperatuur moeten af
trekken. Voor de correctie voor stereografische projectie was op
gegeven 7,5 mm per 100 m, deze moet dus ook worden af
getrokken.
De gemeten lengten bedragen na correctie achtereenvolgens
29,943, 135,055 en 111,533.
Aan de hand van een schetstekening zien we al spoedig, dat we
feitelijk met een eenvoudige centreriïig te maken hebben (zie ook
opg. XVII, jrg. 7, blz. 174 en 210). In het nu volgende zullen we
Warder en Oosthuizen 2 vastl. 1 resp. afkorten tot W en O.
Van A WAO kennen we drie elementen, A A, AD en OW.
Met behulp van de sinusregel berekenen we S t= A A WO. We
vinden 5 0,8111. AW ÖW S_= 181,6082.
Maar nu kunnen we ook OA en AC afleiden, en dit betekent
dat de coördinaten van A, B en C te berekenen zijn, B als meet
punt tussen A en C.
A —24869,85 47789,01
207