denkt te nemen om de personeelsformatie inderdaad binnen enkele
jaren" grondig te wijzigen.
Voor de bekwame meetarbeider bestaat nog steeds geen reële
promotiekans. De diverse categorieën van arbeidscontractanten,
maandloners en vaste ambtenaren, bevinden zich nagenoeg op het
zelfde loonpeil.
In het belang van de dienst is het gewenst voor de vakbekwame
meetarbeiders een promotiekans te scheppen. De ambitie voor hun
arbeid wordt daardoor immers gestimuleerd? Is de Minister bereid,
evenals dit o.m. reeds voor de portier, bode en chauffeur is ge
schied, ook voor de meetarbeiders een A-rang in te stellen?
Het verwondert mij, dat de Minister zich beroept op een advies
der Bijzondere Commissie van Georganiseerd Overleg van n.b.
October 1935 om een tweetal administratieve ambtenaren aan de
controle der grondbelasting, die hebben bewezen volkomen geschikt
te zijn voor de actieve dienst der grondbelasting, daarvan uit te
sluiten. Zou de Minister deze zaak nu eens niet .nader willen
bezien?
Dat de controleurs A, belast met de uitvoering van de wet op
de grondbelasting, hiërarchisch staan onder de inspecteurs der
registratie en successie, is mij bekend; niet, dat deze laatsten in
werkelijkheid toezicht op de werkzaamheden houden.
Door de Minister werd dit betoog weerlegd op 6 December
1951 (Handelingen blz. 867):
De geachte afgevaardigde de heer Ritmeester heeft, zoals wij
van hem gewend zijn, een zeer uitvoerige beschouwing gewijd aan
het personeel van het kadaster.
Ik kan niet meegaan met de mening van de geachte afgevaar
digde, dat het dienstvak van het kadaster er op gericht is, het
aantal hogere kadasterambtenaren nodeloos intact te laten. De
destijds gegeven verzekering omtrent de mogelijkheid om meer
landmeetkundige ambtenaren in de plaats te stellen van hoger
personeel is steeds gestand gedaan. De door de geachte afgevaar
digde gegeven cijfers omtrent verhouding landmeters/landmeet
kundige ambtenaren is niet overeenkomstig de werkelijkheid. In
feite zijn er 1231andmeters werkzaam in de Bijhoudingsdienst,
tegenover 14 landmeetkundige ambtenaren. Bovendien werden op
1 Juni 1951 21 landmeetkundige ambtenaren met veldwerkzaam-
heden belast, zodat t.z.t. wederom een aantal diergenen naar de
Bijhoudingsdienst (velddienst) kan overgaan.
Met het plaatsen van landmeetkundige ambtenaren bij de veld
dienst wordt doorgegaan tot ongeveer een verhouding 100 land
meters 40 landmeetkundige ambtenaren is bereikt. Wanneer er
nu rekening mee wordt gehouden, dat zich onder deze landmeters
een 33-tal hoofden van bureaux bevindt en dat de landmeetkundige
20