dienst of de actieve dienst. Destijds, in 1935, en ook thans is daar voor aan de actieve dienst de voorkeur gegeven. Er zijn geen termen aanwezig hiervan ter wille van een enkeling af te wijken. Bij de replieken hebben nog enkele Kamerleden op het door de Minister gesprokene gereageerd. Deze replieken moesten met het oog op de beschikbare tijd uiteraard zeer kort zijn. De Heer Ritmeester merkte hierbij op (Handelingen blz. 870): De Minister zegt, dat hij op het punt van het kadaster niet verder kon gaan dan hij gegaan is. Ik mag echter opmerken, dat de Minister feitelijk geen stap in de goede richting heeft gedaan. De Minister heeft al vier jaren lang aangekondigd, dat hij zou komen met een bezuiniging op de post landmeters. In deze jaren is echter van een bezuiniging geen sprake; integendeel, het aantal is vergroot. Wanneer de Minister heeft gezegd, dat hij de jongere landmeetkundige ambtenaren een kans wil geven om promotie te maken, dan moet dat ook in daden worden omgezet. Ik heb nu alleen gezien, dat de Minister gezegd heeft: er zijn straks aan de bijhoudingsdienst honderd landmeters en veertig landmeetkundige ambtenaren verbonden, ik laat die 40 landmeetkundige ambtenaren tweemaal zo veel velddienst doen en dan is de verhouding 100 40 gelijk aan 1:1. Daarmede wordt de landmeters geen compliment gemaakt. Wanneer de Minister deze zaak op deze wijze voortzet, komen wij er niet. Waarom zullen twee landmeters hetzelfde werk moeten verrichten als één landmeetkundige ambtenaar? De Minister zegt vervolgens: en dan is de opleiding van de landmeetkundige ambtenaren niet zodanig, dat ik hen in de praktijk gebruiken kan. Volslagen onjuist. De landmeetkundige ambte naren, die dit werk verrichten, zijn wel degelijk bruikbaar. Men moet niet zeggen: dan moet ik hen uit een ander milieu recruteren, uit de Middelbare Technische School. Daarom gaat het niet; want daardoor wordt de dienst weer duurder. Het gaat er om een dienst te krijgen, die goed werkt en die goedkoop werkt. Nu had ik van de Minister verwacht, dat hij verstandiger zou zijn en niet vier jaren lang de zaak zou hebben laten lopen, het oude systeem zou hebben gehandhaafd en maar zou hebben afgewacht. Dit is het oude systeem, dat onder Napoleon is ingevoerd en dat nog altijd van kracht is; de Minister wil dat niet afbreken en vervangen door meer moderne methoden. Dit zelfde geldt voor de ruilverkaveling. De Minister heeft ge zegd, dat de ruilverkaveling per jaar 15000 ha zou betreffen. De ruilverkaveling heeft echter slechts 9350 ha opgeleverd over ge middeld vier jaren. Dit is onvoldoende. Wil men werkelijk de landbouw intensiveren, dan zal dat medebrengen, dat er op meer dan 15000 ha per jaar ruilverkaveling zal moeten worden toege past. Waarom wordt dan niet gebruik gemaakt van de krachten, die op het ogenblik zijn en worden opgeleid? Die opleiding kan 22

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 23