natuurlijk worden verbeterd, maar in elk geval zijn de capaciteiten
van deze mensen zodanig, dat zij in elk opzicht bruikbaar zijn.
De Heer Engelbertink tenslotte beperkte zich tot de Ruilverka-
velingsdienst (Handelingen blz. 877):
De geachte afgevaardigde de heer Ritmeester heeft gesproken
over de ruilverkaveling en de inschakeling van meer ambtenaren
bij deze dienst. Ik ben het met hem eens, dat de ruilverkaveling
in Nederland aanzienlijk moet worden opgevoerd, maar ik zou
wel van de Minister willen vernemen of hij zorg wil dragen, dat
het personeel, dat hieraan werkt, ten volle voor zijn taak is be
rekend, want de ruilverkaveling is een kwestie van vertrouwen.
Het blijkt telkens weer, dat belangrijke projecten, die voor ruil
verkaveling in aanmerking komen, door het wantrouwen van de
boeren niet worden geaccepteerd. Dit wantrouwen zal worden
opgevoerd, wanneer de Minister niet zorgt, dat de ambtelijke
instanties, die hiermede te maken hebben, het grootst mogelijke
vertrouwen van de boeren behouden. Ziet de Minister kans, meer
ambtenaren in te schakelen, die met dit leidinggevende werk tot
dusverre niet zijn belast, dan zal dit mij een genoegen zijn, maar
anderzijds zeg ik: laat de Minister zorg dragen, dat het vertrouwen
in de onderhavige dienst behouden blijft.
In zijn slotwoord zei de Minister:
Met betrekking tot de opmerkingen, die de geachte afgevaar
digde de heer Ritmeester nog heeft gemaakt in zake de personeels
formatie bij het kadaster, moet ik er nog op wijzen, dat de geachte
afgevaardigde toch blijkbaar mijn antwobrd onvoldoende in zich
heeft opgenomen of daaraan geen waarde heeft willen toekennen.
De ontwikkeling gaat bepaaldelijk in de richting, die ik heb toe
gezegd en die in belangrijke mate tegemoetkomt aan de wensen,
die de geachte afgevaardigde sinds enige tijd heeft kenbaar
gemaakt.
Wat betreft de vraag, of het bestaande apparaat van het ka
daster in staat is om voldoende werkzaamheden op het gebied van
de ruilverkaveling te verrichten, doe ik opmerken, dat er geen
enkele reden is om aan te nemen, dat dit niet het geval zou zijn.
Ik sluit mij overigens geheel aan bij de opmerking, die de geachte
afgevaardigde de heer Engelbertink te dezer zake heeft gemaakt,
nl. dat het van grote betekenis is, dat dit werk gebeurt door ten
volle voor hun taak berekende ambtenaren, die het vertrouwen van
de belanghebbenden genieten. Dat heeft ook zijn betekenis voor de
samenstelling van de personeelsformatie.
23