Vordering van kwelders en indiiking Koningin Emmapolder Over de kosten van indijking van de in het Voorlopig Verslag onder bovengenoemde benaming aangeduide polder zijn aan de Eerste Kamer mededelingen gedaan bij de M.v.A. over hoofdstuk VII B der Rijksbegroting voor het dienstjaar 1949. Zoals bekend, betwisten vroegere eigenaren de rechtmatigheid van de ten behoeve van de Staat verrichte vordering van kwelders. Een hunner heeft de Staat, toen deze de ingepolderde gronden aan anderen had verpacht, in kort geding gedagvaard. Daarna heeft de Staat de zaak ten principale aan het oordeel van de rechter onderworpen. De voortzetting van het proces over de hoofdzaak werd vertraagd in verband met de procedure in kort geding. Een beslissing kon nog niet worden genomen. De zaak in kort geding is thans door de uitspraak van de Hoge Raad van 26 Januari 1951 in voor de Staat alleszins gunstige zin geëindigd. Met betrekking tot de aandrang van Eerste-Kamerleden, om van de zijde van het Ministerie van Financiën de uiterste inschikkelijkheid te betonen ten einde met vroegere eigenaren tot een vergelijk te komen heeft de Minister opgemerkt, dat hij in het algemeen met betrekking tot geschillen van mening is, dat een voor beide partijen in onderling overleg te bereiken aanvaardbare oplossing de voorkeur verdient boven het voeren van langdurige en kostbare procedures. Te zeer schijnen hier echter de meningen aan elkaar tegenovergesteld, dan dat een voor de Staat aanvaardbaar vergelijk tot de mogelijkheden zou behoren. Bovendien zijn bij deze zaak ook betrokken de be langen van jonge boeren, aan wie de Staat de gronden met ingang van 1 November 1947 heeft verpacht, teneinde hun de mogelijk heid te verschaffen zich een bestaan te verschaffen, en welke boeren zich thans tot de rechter wenden om de beschikking over hun pachtgronden te verkrijgen. Slechts langs de rechtsweg zal een oplossing van de gerezen geschillen kunnen worden bereikt. Ruilverkaveling Nieuwe aanvragen. Sedert onze laatste opgave kwamen bij de Centrale Cultuur technische Commissie te Utrecht nog de volgende aanvragen om ruilverkaveling binnen: Van Gedeputeerde Staten der provincie Limburg betreffende een complex gronden onder Roggel (2260 ha); van Ged. Staten Noord-Brabant betreffende d= 14380 ha onder de gemeenten Dus- 24

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 25