sen, de Werken c.a., Eethen, Almkerk, Wijk c.a., Veen, Andel c.a., Giessen, Rijswijk, Woudrichem en Werkendam; van Ged. Staten Drenthe betreffende 320 ha onder de gemeenten Eibergen en Ruurlo, benevens van de Gelderse Maatschappij van Landbouw betreffende 2530 ha onder Ruurlo; van Ged, Staten Overijssel betreffende 2920 ha onder Vollenhove; van Ged. Staten Friesland (blijkens een verzoek van het Waterschap ,,de Linde") betref fende een complex gronden gelegen onder de gemeente Ooststel lingwerf, ter grootte van 1490 ha. Landschapsverzorging en ruilverkaveling» Onze oud-collega, de heer R. J. Benthem, hoofd der afdeling Landschapsverzorging van het Staatsbosbeheer te Utrecht hield te Hengelo een lezing voor leden van het Genootschap ,,Het Over- sticht" over Landschapsverzorging en Ruilverkaveling. Onder de vele belangstellenden bevonden zich verscheidene ambtenaren van kadaster en ruilverkavelingsdienst. Over deze belangwekkende voordracht lezen wij in het Almelo's Dagblad: Spreker begon met op te merken, dat in de eerste jaren de ruilverkaveling en de daarmede samenhangende behandeling van het landschap nergens van zo diep ingrijpende betekenis zullen zijn als in Overijssel. Hij stond uitvoerig stil bij 't landschaps probleem. Het oorspronkelijke natuurlandschap, als centrum van belangstelling, heeft plaats gemaakt voor het cultuurlandschap. De aanvankelijke drang tot behoud, hoezeer ook van nut tot op deze dag, is achterhaald door een met de voortschrijding van de tech niek gelijke tred houdende dynamische werkzaamheid gericht zo wel op economische nuttigheid en doelmatigheid van het landschap als op aesthetische verzorging daarvan, aldus spreker. Bij de ruilverkaveling spelen deze beide factoren evenzeer een rol. Aan de hand van kaarten uit verschillende gedeelten van het land toonde spreker aan, op welke wijze daarbij aan de variërende eisen werd tegemoet gekomen. Het karakter van het landschap zelf bepaalde dikwijls in hoge mate de wijze van behandeling. De open Zeeuwse bouwpolder vraagt een simpele begrenzing met bomenrijen, het Twentse hoevenlandschap kan zijn houtwallen niet ontberen. Doch de voortschrijdende behoefte aan cultuurgrond stelt dwin gend haar eisen en leidt tot de noodzaak het landschap te ver vormen naar doelmatigheid, zonder echter de aesthetische zijde uit het oog te verliezen. De wensen van degenen, die het eerste uitsluitend als hun belang zien, zijn niet steeds ten volle vervulbaar doch evenmin die van de aesthetici. Hier dient naar een oplossing te worden gestreefd met wederzijds begrip voor elkanders pro blemen en spreker constateert met genoegen, dat daaraan in 25

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 26