Kadasters in de Oudlieid (IX)
door W. KOOPMANS
De historici verzwijgen bijna gehee! „die allgemeine römische„
Reichsverfassung und Reichsschatzung". Toch was dit een zeer
verstrekkende arbeid. Slechts van lieverlede heeft men door be
richten van latere schrijvers een min of meer voldoende voor-
Stelling van dit geweldig uitgebreide werk gekregen, dat even voor
het begin van onze jaartelling moet zijn uitgevoerd.
Van de algemene schatting spreekt reeds het Evangelie van
Lukas in deze woorden: En het geschiedde in diezelve dagen dat
er een gebod uitging van den Keizer Augustus, dat de gehele
wereld beschreven zoude worden. Deze eerste beschrijving ge
schiedde als Cyrenius over Syrië stadhouder was.
De door de landmeter Balbus uitgevoerde meting in het Romeinse
Rijk wordt ons overgeleverd door Boethius (Geometrica II, 1229)
en Frontinus; meer van geografische dan van geodetische zijde
beschrijft Aethicus de metingen van het gehele Romeinse orbis
terrarum, welke blijkbaar reeds door Julius Caesar (78 v. Chr.
44 v. Chr.) waren aanbevolen. (Dat het Rijk „schijnt te zijn op
gemeten ondèr de regering van Julius Caesar", zoals de heer W.
Voorbeijtel Cannenburg in zijn lezing op het N.L.F.-congres liet
uitkomen, is ons uit geen der geraadpleegde bronnen bevestigd.)
De arbeid zou zijn uitgevoerd door drie Grieken, maar de ge
schreven stukken zijn onvolledig en ook over Balbus' aandeel
wordt verschillend gedacht.
Twee latere schrijvers noemen rijksmeting en -schatting in één
adem. Mogelijk is door één van hen geput uit „Hyginus gro-
maticus".
Huschke 112heeft ons de samenhang van een algemeen be
lastingsysteem, een hoofdelijke omslag met daaraan verbonden
oppervlaktemeting en -berekening en vermogensschatting duidelijk
uiteengezet. De arbeid voor een algemene rijksstatistiek, die
Augustus (63 v. Chr.14 v. Chr.) ons naliet, sluit zich hierbij
aan 113).
Andere berichten bevatten nog de door Caesar nagelatene
„Epistola over de landmeetkunst", van welke o.m. Boethius ge
waagt. Ook kennen wij Agrippa's berichten over medewerkers
aan de grootse arbeid, die deels van wetenschappelijk-geografische
deels ook van louter technische en practische (fiscale) aard was.
2
112) Ph. E. Huschke, Über den zur Zeit der Geburt Jesu Christi gehaltenen
Census, Breslau 1840.
113Boeking, Ueber die Notitia dignitatum utriusque imperii, Bonn 1834, blz.
77 e.v.