Het is o.i. wel zeker, dat Agrippa van vele landen kaarten en afmetingen bezat. Bewijzen voor deze stelling liggen o. m. in de talrijke citaten van Plinius uit de „Commentarii" van Agrippa. Na de dood van Agrippa is de kaart op bevel van Augustus op marmer gegraveerd. Hij zou in een grote hal zijn opgesteld. Onder de kaarten uit de oudheid, op marmer gegraveerd (die mede daarom onze aandacht trekken) zijn die, bekend als de Forma urbis romae, zeker wel de meest bekende. Men wist, dat ook Romeinse architecten, voordat zij gebouwen construeerden, eerst de plannen voor deze bouw onderwierpen aan het oordeel van hun opdrachtgevers. Wij kennen o.a. het plan van een school voor gladiatoren, voor het ontwerpen waarvan Caesar opdracht gaf. De historie vermeld dat Nero na de stadsbrand een plan van Rome liet vervaardigen. Het plan, door ons bedoeld, werd tussen de jaren 203 en 211 onder de keizers Septimus Severus en Caracalla op last van de Senaat uitgehouwen in marmerplaten van 8 cm dikte. Samen be sloegen deze een oppervlakte van minstens 300 m2. Severus had een groot aantal publieke gebouwen gesticht. Het grote plan moest waarschijnlijk de herinnering bewaren aan zijn voortdurende steun bij de vernieuwing van Rome. Met ijzeren haken werden de marmerblokken bevestigd op de achtermuur van de templum sacrae urbis. Die stenen muur keek uit op het Forum. Het gebouw werd door brand vernield, later gerestaureerd en een goede kopie van de kaart aangebracht. In de Middeleeuwen volgde de totale vernietiging. Het plan bevatte de huizenblokken, alle grote gebouwen met hun namen, de straten met hun namen, poorten, pleinen, tuinen, trappen en verdere bijzonderheden. Jordan 116117neemt aan, dat dit werkstuk vervaardigd werd naar een plattegrond van Agrippa, op last van Augustus, gecom pleteerd door Vespasianus. Waarschijnlijk waren verscheidene van deze formae, zo niet alle, uitgehouwen op schaal 1 300. Jammer genoeg zijn er slechts enkele honderden fragmenten teruggevonden. Het is niet gelukt, de stukken tot een ietwat aan eengesloten geheel samen te voegen. Reeds van 1561 af worden de vondsten verzameld. In 1742 bracht men de resten naar het Capitolmuseum over. Tevergeefs hebben wij gezocht naar een eventueel kadastrale bestemming. Ook hier is daaromtrent niets gebleken. Er komen op de fragmenten geen kentekenen voor, welke op een verband 4 1le) H. Jordan, Forma urbis Romae regionum XIIII, Berlin 1874. 117H. Jordan, Topographie der Stadt Rom im Alterthum, Berlin 1871.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 5