Hiertoe wordt een veelhoek (ev. enkele veelhoeken) zodanig door het op te nemen gebied gelegd, dat van de veelhoekspunten een voldoend aantal nieuwe oriënteringspunten door voorwaartse in snijding uit minstens 3 richtlijnen kan worden bepaald. Staan voor deze nieuw te bepalen punten geen natuurlijke voorwerpen ter be schikking, zoals daknokken, telefoonpalen e.d., dan moet men ze in het terrein met ca 70 cm lange piketten dan wel jalons aangeven. De eindpunten van de veelhoek kunnen weer punten zijn van een reeds eerder met de theodoliet gemeten grondslag, dan wel als Snelliuspunten worden bepaald. Men gaat dan als volgt te werk: De coördinaten der veelhoekspunten worden berekend met één der veelhoekspunten als nulpunt en een aansluitende veelhoekszijde als abscis. Dan brengt men het coördinatennet (zijden van 5 cm) aan op het papier en tekent vervolgens hierin de berekende veel hoekspunten. Van de aangenomen x-as wordt de ligging op het papier aangegeven door 2 ingestoken randmerken. Alvorens echter vorengenoemde manipulaties te verrichten, verzuime men niet het tekenblad met een taai soort calqueerpapier te overtrekken, zulks ter bescherming tegen vocht en vuil. De net- en veelhoekspunten worden dus dóór het calqueerpapier heen in het onderliggende aluminiumpapier met de naald (of het piquoir) ingestoken. Overal daar nu, waar men een punt definitief met de naald gestoken heeft, wordt het calqueerpapier er rondom voorzichtig losgesneden (met een lancet) en verwijderd. Door deze kleine openingetjes ziet men dan het er onder liggende papier met de naaldgaatjes en om nu deze niet uit het oog te verliezen, dient men ze met een potloodcirkeltje te omlijnen en er bij te schrijven, wat de betekenis er van is. Na deze voorbereidingen te hebben getroffen, gaat men nu het terrein in ten behoeve van de z.g. grafische triangulatie", d.i. het langs grafische weg plaatsbepalen van punten, waarop men bij de planchet-opname achterwaarts kan insnijden, dan wel zich kan oriënteren. Men stelt daartoe het planchet horizontaal en zo goed mogelijk georiënteerd op boven het eerste veelhoekspunt van de veelhoek (het nulpunt van het coördinatensysteem), zorgdragende, dat het hiermede overeenkomende punt op het aluminium-papier er binnen de 1 a 2 cm boven ligt (schietlood en haak gebruiken!). Daarna mete men meteen de kijkerhoogte boven de standplaats en schrijve deze in in het veldwerkboekje. Vervolgens wordt van de vizier liniaal de liniaal parallel aan de gestoken randmerken van de x-as gebracht, de tafelklem losgemaakt en met de kijker op het tweede veelhoekspunt gericht en de tafelklem weer vastgezet. Deze mani pulatie kan men nog eens herhalen, echter in die zin, dat men nu met de kijker (die men zijdelings wat verschoven heeft) op het tweede veelhoekspunt richt en daarna de liniaal parallel aan zich- 45

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 13