bezwaarschriften op. de rechtercommissaris 27 en de rechter
7 Ruim 40 van de opgeroepenen lieten voor de rechter
verstek gaan.
Onder de bezwaren waren er enkele, welke niet ontvankelijk
werden verklaard, omdat ze gericht waren tegen de kavelindeling,
welke immers door de rechtercommissaris (art. 77/5) was
vastgesteld. Ook de bezwaren tegen de schatting en tegen de
opneming van bepaalde percelen in het ruilverkavelingsblok kon
den niet meer in behandeling worden genomen. Daarentegen
natuurlijk wel een bezwaar tegen de herschatting van een kavel,
daar deze waarde na het sluiten van het register van uitkomsten
van de schattingen was vastgesteld. De wens om een perceel terug
te ontvangen, dat door een reclamant bestemd was voor bouw
terrein werd afgewezen, omdat de wens gebaseerd bleek te zijn
op een speculatie van reclamant en bij de toedeling met dergelijke
subjectieve factoren buiten het eigenlijke doel van de ruilverkave
ling gelegen geen rekening kan worden gehouden. Een van de
rechthebbenden had ingebracht 2 percelen bos, samen groot 30 are
en wilde deze terugontvangen in plaats van de hem toegedachte
9 are van elk der beide percelen, hetgeen o.m. werd afgewezen,
omdat geen beroep was gedaan op art. 14, 2e lid (de ruilverka
veling viel nog onder de wet van 1938). Het 2e lid van dit artikel
verviel in 1941, terwijl bij het nieuwe Wetsontwerp deze wijziging
blijft gehandhaafd, omdat het is voorgekomen, dat bij ontginning
van moerasgronden een doelmatige ruilverkaveling dreigde te
mislukken, doordat een eigenaar van enig viswater zich tegen
verandering in de aard van zijn bedrijf verzette. Schadevergoe
dingen werden o.a. uitgekeerd, wegens verlies aan frontbreedte,
voor het feit, dat de kavel na de plaats gehad hebbende her
ontginning en teneinde dan de verkregen waarde te behouden,
gedurende enige tijd bewerkingen zal hebben te ondergaan, welke
niet meer onder het begrip herontginning waren te brengen.
Het verslagjaar bracht de grootste ruilverkaveling, ,,Maas en
Waal-West", 8426 ha, waarvoor een Plaatselijke Commissie werd
samengesteld van 5 leden 2 deskundigen. Naar aanleiding van
het steeds groter worden van de ruilverkavelingen pleit Ir. van
Schagen voor een maximum grootte van 1500 a 2000 ha. Indien
dit niet mogelijk is, prefereert hij een uitgebreide Plaatselijke
Commissie evenzovele sub-commissies, (voorzitter P.C. is
tevens voorzitter Plaatselijke sub-commissie) als er onderdelen
van 15002000 ha te vormen zijn. De vraag rijst nu, of bij het
nieuwe Wetsontwerp dit punt nog nader onder het oog is gezien,
daar in dit ontwerp het maximum aantal leden van de Plaatselijke
Commissie, dat in 1941 op 5 was gebracht, gehandhaafd is.
Onvermeld mag ook niet blijven, dat in 1949 8 ruilverkavelingen
67
j MINISTERIE VAN FINANCIËN j