de door de kerk verworven eigendommen en de particuliere gronden,
maar de categorieën schijnen samengesmolten te zijn.
De privaateigendom, in het Egypte van de Ptolemeeën vrijwel
onbekend, verscheen daar, al was het dan natuurlijk ook met alle
beperkingen, door de toenmalige wetten getolereerd.
Na de periode Diocletianus zijn er weinig vaststaande inlich
tingen over de verkoop van land, al is de documentenschat sedert
de verschijning van Mej. Rouillards' werk wel aangevuld.
In elk geval wordt in het contract op een Griekse papyrus
B.G.U. 917 één aroure cultuurland verkocht. Het eigendomsrecht
van dit land is aanwijsbaar tot 298. Uit de Byzantijnse tijd stamt
waarschijnlijk ook papyrus S.B. 4661, uit het jaar 306 Papyrus
Leipzig 6, uit 324 en 330 andere teksten met een meningsverschil
over de verkoop van land.
Verder bestaat er een papyrus*) van het jaar 438, terwijl er
ook nog verschillende contract-fragmenten uit deze vroege tijd
aanwezig zijn in de reeds onderzochte collecties. Van de 5e eeuw
en later komen er verschillende voor.
Omstreeks 470 zien we de pagarchieën als bestuurs-éénheid
komen. Zij ontstonden na de pagi (als onderdeel van een Egyptische
provincie). Het hoofd van de pagarchie is de pagarque, die o.m.
een belangrijke rol speelt als ontvanger der belastingen. Hij is
ondergeschikt aan de hertog, evenals de scrinium, bij wie de officiële
akten werden geredigeerd en bewaard.
Het land is goed in kadastrale eenheden verdeeld. De grond
belasting wordt betaald door de eigenaar. Van alle gronden moest
de belasting worden betaald. Vandaar dan ook de snel toenemende
druk, als er eigenaren verdwenen. De verantwoordelijkheid tot
betaling drukte in zulke gevallen op de overblijvende contribuabelen.
Het kwam echter voor, dat eigenaren afstand deden van improduc
tieve grond (Papyrus Cairo 67.313). Zij verloren dan alles in zo'n
gemeente en de overblijvenden werden althans enigszins schadeloos
gesteld voor de last, die de gezamenlijke betaling van het grotere
belastingbedrag veroorzaakte. Als het belastingdeel van de ge
meente (het dorp, het district) was bepaald, volgde een splitsing
per inwoner. Deze lijst werd waarschijnlijk opgemaakt door de
protocomête, een hoge ambtenaar van Financiën.
Aangezien men, om de belasting te bepalen, rekening hield met
oppervlakte en meer of mindere vruchtbaarheid, kwam langzamer
hand het kadaster zonder algemene kaart tot stand. De persoon,
die met de uitvoering van dit werk was belast, is in verschillende
teksten gekwalificeerd.
37
S.P.D. XX. 121.