golvende terreinen kan men het toestel hiervoor heel goed ge
bruiken. Het komt hierop neer, dat men de hoogte van de
horizontaal gehouden vizierlijn bepaalt (standplaatshoogte plus
instrumenthoogte) en dan uitrekent, welke hoogte men op de baak
moet aflezen om op een bepaalde hoogtelijn te komen, om dan
vervolgens de baakhouder langs die hoogtelijn te laten wandelen
net zolang tot men hem niet meer kan volgen met de kijker of
wel tot de haakpunten niet meer op het papier vallen.
Daarna laat men de baakhouder via de naastliggende hoogtelijn
terugkomen en zo verder. Met een baak van 3 m lengte zou men
op die manier 3 hoogtelijnen om de m, 6 om de halve m en
12 om de 25 cm kunnen laten volgen. (Men denke echter om
het interpoleren!)
De standplaats wordt niet eerder verlaten, dan nadat de topo
grafie (situatie plus relief) van de betreffende sector volledig is
opgenomen. Hierbij is het een eerste vereiste, dat de topografische
opname en ook het veldwerkboekje zo keurig worden bijgehouden,
dat een collega het eenmaal begonnen werk kan voortzetten. Wat
niet toelaatbaar is, is het thuis uitraderen van de hoogtecijfers en
-lijnen om deze in potlood weer mooier" in te tekenen. Te allen
tijde moet derhalve getracht worden de originele tekening (kaart)
zo netjes mogelijk te doen zijn en te houden!
Na het gereedkomen van de eerste sector verhuist men naar
de naastliggende, de tweede en betrekt hier wederom een stand
plaats (waarvan de afbeelding zich op het aluminiumpapier be
vindt) en zet rondom dit punt de detailopname voort.
Zo vult men successievelijk het gehele kaartblad op. Een goede
controle vormen nu de grensstroken tussen de sectoren. Er mogen
n.l. geen afwijkingen worden geconstateerd in een detail, dat uit
2 of 3 standplaatsen wordt gepeild, noch in een hoogtelijn, die zich
van de ene in de andere sector voortzet.
Is zodoende de gehele kaart sectorengewijze ontstaan en tot een
goed einde gebracht, dan is hiermede de kaartering in het terrein
afgelopen en nu moet hiervan op kantoor een reproduceerbare
kaart worden vervaardigd. In vele gevallen zullen enkele kaart-
bladen tot een enkele kaart moeten worden samengesteld en hierbij
bewijst dan het ruitennet der coördinaten in het systeem van de
R.D. goede diensten.
Wil men een kaart verkrijgen op dezelfde schaal van de opname,
dan behoeft men deze slechts te calqueren; wil men in een andere
schaal dan de opname-schaal reproduceren, dan komt in zulke
gevallen de pantograaf van F. Coradi, Zürich, goed te pas. Men
neemt de situatie met de hoogtelijnen geheel over; van de hoogte-
gegevens alleen diegene, die nodig zijn voor een goed inzicht in
het terreinrelief.
Stonden in de originele opname de hoogtecijfers kris-kras
rondom de standplaatsen gegroepeerd, in het „netteplan" worden
86