ter bescherming van de eronder gelegen bron, waarvan het verhaal gaat, dat hier de held Perseus het paard Pegasus drenkte, alvorens hij ermede naar Abessynië vloog om de aldaar geketende en door een draak bewaakte Andromeda te gaan bevrijden. De astronomen onder U weten, dat deze geschiedenis ook aan de sterrenhemel (althans op de sterrenbeeldenkaart) geschreven staat. Na deze vrij uitvoerige maar niet complete behandeling van de werkwijze met het planchet, alsmede terugkerende van het uitstapje in de Mythologie, wil ik nu mijn zienswijze geven over eventuele toepassingsmogelijkheden in ons land. De vraag kan gesteld worden, waar in ons land en bij welke gelegenheid de „planchet-methode" in het voordeel zou kunnen zijn ten opzichte van de orthogonale- en de meetlijnenmethode of anderszins de tachymetrische- (voerstraal-) en de fotogramme- trische methode. Beginnen we met de laatste, dan kunnen we constateren, dat uitgestrekte gebieden in het buitenland, die vroeger uitsluitend met de planchet zouden zijn opgenomen, tegenwoordig meer en meer fotogrammetrisch worden gekaarteerd, óók voor kadastrale doeleinden. Dit geldt voorlopig dan nog voor grotere, minder waardevolle gebieden (gebied 3). Van dergelijke gebieden kan de luchtfoto op grote schaal op korte termijn dermate goede inzichten verschaffen, dat hier geen enkele andere meetmethode tegen opgewassen is. Ook in ons land komt de toepassing van de luchtfotogrammetrie, o.a. ten behoeve van de voorbereiding van ruilverkavelingsprojecten meer en meer in zwang en wel speciaal in die gebieden, die óf moeilijk terrestrisch (met meetlijnen) te kaarteren zijn, zoals onze plassen- en moerasgebieden, óf waarvan men van te voren weet, dat de inrichting met waterlopen, sloten en wegen tengevolge van de ruilverkavelingsprocedure hoegenaamd geen wijziging zal ondergaan, dus het lijnenspel op de kaart evenmin. Hier behoeven we dus geen arbeidsveld voor het planchet te zoeken. De planchet-opname is echter altijd in het voordeel, wanneer kleine onoverzichtelijke en/of sterk geaccidenteerde terreinen moe ten worden opgenomen. In dergelijke terreinen zou de meetlijn methode een veel te gecompliceerd meetlijnen-verband vergen, dat tevens veel tijd kost; immers duurt het meten van een afstand met de 5m-rij, de meetband of meetveer verscheidene malen langer dan de optische bepaling van diezelfde afstand. Bovendien, gezien uit een oogpunt van het arbeidsproces, dunkt mij het „baaklopen" een aangenamere bezigheid te zijn voor de meetarbeider dan dat eeuwige „bandhurken" (het hurken naast de meetband) en zou er uit dien hoofde misschien ook iets meer voor te zeggen zijn de mechanische handeling van het lengte-meten meer en meer door een optische te doen vervangen. 91

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 15