na veel moeite en geschrijf het eindelijk in 1931 gedaan wisten te krijgen, dat 2 ingenieurs uit Zwitserland mochten overkomen voor het vervaardigen van een planchet-opname. Deze brachten al hun instrumenten daarvandaan mede, in totaal 400 kg! en sleepten dit op muilezels de rots op. Na een verkenning gedurende enkele dagen bouwden zij om een basis van ca. 66 m een driehoeks- net op met 17 driehoekspunten en terwijl de een de hoeken met een theodoliet mat, waterpaste de ander de route vanaf de hoogste top van de rots waaraan het hoogtecijfer 575 werd gegeven, overgenomen uit een kaart van de Duitse Generale Staf van 1870 tot aan de ophaalbrug toe alle hoekpunten van het driehoeksnet, in de route van de waterpassing liggend, mee nemende. Toen er een mooie overeenkomst bleek te bestaan tussen de trigonometrische hoogtemeting en de bepaling van de hoogten met het waterpas-instrument (een Wild N II), werden vervolgens de hoogten der overige driehoekspunten alleen nog maar trigono metrisch bepaald. Vervolgens kwam de indeling van het terrein in 4 bladen aan de orde, waarvan 3 op schaal 1 1000 en één (de ingang van de vesting) op schaal 1 500 zou worden opgenomen en voorts de intekening op deze bladen van het ruitennet en van de driehoeks punten volgens de berekende coördinaten. Daarna werd met de detailopname begonnen. Voor ieder van de ingenieurs stond één baakhouder ter be schikking. Een geluk hierbij was, dat één dezer Grieken een tijd lang in Amerika had gewerkt en dus Engels kon spreken, anders hadden die ingenieurs geen kans gezien binnen een week tijds 98 Fig. 11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 22