Tegen stemden 30 eigenaren, een oppervlakte vertegenwoor
digend van 40.42.32 ha, terwijl ingevolge art. 34 2e lid, sub 2
van de gewijzigde Ruilverkavelingswet 1938 buiten beschouwing
blijft 0.97.27 ha.
Opgaven mei landmeetkundige inslag
Opgave XXXIII.
Is deze opgave niet zo in de smaak gevallen, of is het mooie
weer van de laatste weken er schuld aan, dat slechts weinig
oplossingen zijn binnengekomen? Een drietal oplossingsmethoden
zullen we aangeven. Aan alle drie is inderdaad wel enig rekenwerk
verbonden en dat heeft wellicht vele van de geregelde inzenders
afgeschrikt.
Welke oplossingsmethode men ook kiest, eerst moeten de
coördinaten van E worden berekend, daarna die van G. Deze
kunnen we nog op verschillende manieren vaststellen:
door transformatie van de vierhoek ABCD in een driehoek met
E als één der hoekpunten en de overliggende zijde IK vallende
langs BC. AI//EB en DK//EC. IK verdelen in de verhouding 24 25;
door bepaling van de lengte der loodlijn uit E op BC neergelaten.
Hieruit is de afstand BG af te leiden, het oppervlak van A EBG
is immers bekend;
door BC te verdelen in de verhouding opp. A EBG opp. A ECG.
De coördinaten van E en G zijn:
E 2175,513 4178,138
G 2730,486 4178,146
Nu de berekening van de coördinaten van F en H:
Oplossingen met twee onbekenden.
We herinneren allereerst aan het artikel over de oplossings
methode van Sprega, *te vinden in de 7de jaargang blz. 251 e.v.
Deze methode is'hier zeer goed te gebruiken.
We bepalen de coördinaten van de snijpunten L van AB en
EG, M van DC en EG, en N van AB en DC. Vervolgens be
rekenen we opp. A PMH d2, opp. A PFL e2 en opp.
A LMN f2.
We stellen nu LM 2s en PL ps, dus PM p s.
De onbekende p kunnen we berekenen uit de betrekking
2 de
d2 e2 }'d2 e2 f2
105