Een rode draad? In het voorgaande zijn in vrij grove contouren enkele migratie verschijnselen geschetst en we hebben samen de omvang der sociale mobiliteit in onze rijen nagegaan. Valt er nu een algemene lijn waar te nemen, die als een bijzondere rode draad loopt door geheel de historie van de verplaatsingsbeweging der laatste vijftig jaren? Misschien is de tamelijk geringe migratie van vóór omstreeks 1925 beïnvloed door de toen nog geringe sociale mobiliteit in onze rijen en de nog betrekkelijk geringe gecompliceerdheid van het maatschappelijk leven op ruimtelijk gebied, waardoor aan de land meetkundige organisatie nog niet de eisen werden gesteld, die later luid opklonken. Ook in óns corps worden de verplaatsingsmogelijk heden mede bepaald door ontslagname en door uitbreiding van het terrein van werkzaamheid. In de periode van tussen omstreeks 1927 en 1940 zien we enerzijds een sterkere afvloeiing van ingewerkt middelbaar land meetkundig personeel door huwelijk en overgang naar beter betaalde posities, anderzijds een toename van kadastraal-technische werk zaamheden, mede veroorzaakt door de uitvoering van openbare werken, de snelle groei der bevolking e.a.o. Vooral na de crisis van 1930 trad de gedachte van ruimtelijke ordening op de voor grond (b.v. in het Plan van de Arbeid), „planning", die de taak der lagere bestuursorganen ook op landmeetkundig gebied zou doen uitbreiden. De groei van deze ordeningsgedachte werd tijdelijk geremd door het uitbreken van de oorlog 1940—1945. De bezetting van ons land door de Duitsers had mede tot gevolg, dat zeer plotseling een verhoging der waardering van de voedselvoorziening uit eigen bodem aan de dag trad. Binnen drie maanden na het uitbreken van de oorlog zagen wij een revolutionnaire uitgroei van de ruilverkavelingsdienst met alle horizontale mobiliteit die daaraan ook voor ons Corps vast zat. Tientallen technische amb tenaren vonden emplooi bij het werk voor de Ruilverkaveling, zowel voor het bureauwerk als voor het landmeetkundig werk te velde. Na de oorlog was de „landmeetkundige koek" door de ont zaglijke achterstand op ruimtelijk gebied (woningbouw b.v.) zó groot geworden, dat zonder veel spanningen binnen het „kadas trale raam" een dienst voor buitengewoon landmeetkundig werk kon worden uitgebouwd, bij welke dienst een groot aantal uit eigen rijen voortgekomen middelbare landmeetkundigen werden geplaatst. Binnen tien jaren is de betekenis van de bij houding sdienst voor de personeelsformatie op het tweede plan teruggedrongen, al putten de beide andere diensten (B.L.W. en Rv) dan ook hun mensenmateriaal uit de bureaux van de Landmeetkundige Dienst; dit laatste intussen een vorm van horizontale en verticale mobiliteit 130

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 10