en publiek overeenkomstig de geldende voorschriften; m. berekening en vaststelling der te heffen rechten en vergoedingen»2) Door deze verordening was het meetwezen in Duitsland onder één leiding gekomen en voor vele Staten de reeds in Beieren van het begin af bestaande nauwe verbinding van Rijksmeetdienst en kadaster ingesteld, terwijl in het vroegere Pruisen de Rijksmeet dienst hoofdzakelijk een militair doel had, geheel los van het kadaster, tot nadeel van de overige belangen en de algemene opmeting. Wel streefde men ook daar naar een gelijksoortige uniformiteit. Het in 1870 met de opdracht „door goede leiding en ontwikkeling van het meetwezen de economische uitvoering en de resultaten ervan te bevorderen" opgerichte Zentraldirektorium des Vermessungswezens in Pruisen werkte in die geest. Na de ontbinding in 1921 werd een adviescommissie voor het Meet wezen (met 46 leden) in het leven geroepen. Deze commissie voor de éénmaking van het Meetwezen in het gehele Duitse Rijk werkte voorstellen en richtlijnen uit, welke de goedkeuring van de meerderheid behoefden, om in de instructies van de verschillende Staten te kunnen worden ingeschoven. Het plan van een Rijksmeetdienst kon in 1921 nog niet ver werkelijkt worden; de Pruisische meetdienst werd in een Rijks bureau omgezet, de adviescommissie in 1935 opgeheven.8) Als gevolg van de bezetting van Duitsland werd in 1945 ook het „Reichsamt für Landesaufnahme" voor ontbonden verklaard. Het meetwezen was „geen volgens V.O. no. 57 voorbehouden aangelegenheid, d.w.z. behoorde niet tot de bevoegdheden, die door de militaire overheid in haar belang of in haar hoedanigheid als gevolmachtigde van een toekomstige centrale Duitse regering konden worden uitgeoefend." (mededeling van de Controlecommissie d.d. 12 Februari 1948 aan de Duitse Adviescommissie in de Britse Zone.) Het Meetwezen is daardoor weer een zaak van de afzon derlijke Staten geworden* In de grondwet van de Duitse Republiek van Mei 1949 is het Meetwezen helemaal niet genoemd. Volgens artikel 70 zijn der halve de Staten wetgevende macht. Volgens de art. 123—129 blijft het traditionele recht, ook het tot dat tijdstip geldende Rijksrecht als recht van de Staten van kracht, voorzover het niet strijdig is met de Grondwet. Uit de hierna volgende overzichten 136 2) Dipl. Ing. A. Heckelmann, Praktische Vermessungskunde, deel I. 3) zie: Zeitschrift Für Vermessungswesen 1932/509 en 1935/506 Allgemeine Vermessungsnachrichten 1950/27/38.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 16