De coördinatograaf is een instrument, dat met grote zorg be handeld moet worden. Zij is zeer gevoelig voor stof en ook moet gewaakt worden tegen ongelijkmatige verwarming. Het instrument moet zo doelmatig mogelijk gebruikt worden. Dit betekent dat vooral de beweegbare liniaal niet over grote afstanden onnodig heen en weer bewogen moet worden. Ook zou dit verlies van tijd geven bij het aanleggen van plans. Voor degene die de vaste liniaal bedient, zou het betekenen dat hij steeds maar met stoel en al verhuizen moet. En de bediener van de beweeg bare liniaal zou nu eens heel ver over de tafel heen moeten reiken of er om heen moeten lopen en dan weer vlak bij zijn oorspron kelijke standplaats op het kaarteerblad moeten zijn. Het is dus voor een goede en vlotte gang van zaken gewenst, dat de te kaarteren punten opgegeven worden in een volgorde heen en weer gaande evenwijdig met de beweegbare liniaal en wel het eerst de punten die het dichtst bij BF gelegen zijn. Dit laatste omdat dan de punten die bij het aanleggen de meeste in spanning vergen, het eerst aan de beurt zijn. En ook omdat daar mede voorkomen wordt, dat met de mouw heen en weer geschoven zou worden over de potloodaanduidingen bij reeds gekaarteerde punten. Nu volgen eerst de aanwijzingen voor de inrichting van het planblaadje en de bijbehorende coördinatenlijst. Het planblaadje is een verkleinde voorstelling (in normale ge vallen in de verhouding 1 4) van het ruitennet van het aan te leggen plan. Het is van belang dat de rechte hoeken en de lengten van de zijden van de omtrek (rechthoek) nauwkeurig worden ge construeerd. Men trekt de ruitlijnen in blauwe of zwarte inkt en schrijft de bijbehorende coördinaten met hun tekens langs de rand van het planblaadje. Het tweetal ruitlijnen waarvan het snijpunt ongeveer in het midden van het planblaadje ligt, neemt men als assenkruis; deze ruitlijnen trekt men in rode inkt. Op elke as duidt men met een pijltje uit het snijpunt der assen de opklim- richting van de absolute waarden der bijbehorende coördinaten aan. Ook duidt men op een van de assen met een pijl de Noord- richting aan. Langs de rand van het planblaadje geeft men alle vier afstanden aan van de snijpunten der assen met de rand tot de meest nabijgelegen hoekpunten. Daartoe past men deze afstanden zeer nauwkeurig op het planblaadje uit, vermenigvuldigt ze met de verhoudingsfactor en rondt de producten af op mm. Alle op het plan te kaarteren punten duidt men aan door ver melding van hun nummers in de ruiten, waarin zij zijn gelegen. Punten die dicht bij de rand liggen moet men tevoren op het planblaadje kaarteren om na te gaan, of deze werkelijk op het plan kunnen worden aangebracht. Vooral dient men te letten op de mogelijkheid, dat men wel het punt zelf, maar niet de bijbe horende figuratie op het plan kan kaarteren. 143

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 23