doen post vatten, dat verplaatsing van jonge ambtenaren voor de vorming van hun persoonlijkheid zeer gewenst zou zijn. Ik herinner mij van enige jaren geleden een beschrijvingsbrief voor een Alge mene Vergadering van de Vereniging, waarin deze gedachte als stelling werd geponeerd. Ten einde die stelling eens aan de prac- tijk te toetsen, heeft schrijver dezes toen de onmiddellijk uit de literatuur beschikbare gegevens verzameld in een lijst van plaat singen en verplaatsingen van Technische Ambtenaren van het Kadaster der afgelopen halve eeuw. We kunnen aan de bijkom stigheid voorbijgaan, dat die lijst twee jaren geleden dienst heeft gedaan als basis van de door de Vereniging uitgegeven „ranglijst", en ons bepalen tot de mogelijkheden die een dergelijke lijst ons geeft als leidraad bij het onderzoek naar de omvang der totale mobiliteit in ons corps, als hulpmiddel bij de beantwoording van de vragen naar de wenselijkheid van verplaatsing van jonge ambtenaren, naar de richting der sociale mobiliteit der Technische Ambtenaren, naar de algemene lijn, de rode draad, der migratie verschijnselen. Vorming? Een antwoord op de vraag, of voor de vorming van de persoonlijkheid van de landmeetkundige ambtenaar verplaatsing gewenst is, lijkt me even moeilijk als het vraagstuk van de ver- plaatsing-zelve. Wellicht kunnen we dit deel van ons onderwerp het beste vanuit de practijk der afgelopen halve eeuw benaderen, en de voorbeelden hun eigen taal laten spreken. Nemen wij een figuur als b.v. JeronimusOnder het voor oorlogse bestel behoorde deze tot onze prominente mensen. Een jaar of veertig geleden gaf hij de eerste stoot tot de propaganda voor het verrichten van veldwerkzaamheden door (toenmalige) tekenaars van het Kadaster. Van verplaatsingen is bij hem echter geen sprake. Een ander sterk sprekend voorbeeld is dat van wijlen collega Beijerjarenlang het concentratiepunt van al wat Tekenaar van het Kadaster heette; een persoonlijkheid die als Secretaris (en later als Voorzitter) onze Vereniging respect afdwong tot in de hoogste ambtenaarskringen. Als jong Tekenaar was hij vele jaren bij de dienst der Domeinen te Leeuwarden werkzaam, tot in Augustus 1910 verplaatsing van deze dienst naar Nijmegen hem noodzaakte mee te verhuizen. Maar niet zodra was, voor de beroemde ruilverkaveling der Ballumer Mieden op Ameland, in het hoge Noorden een eerste ruilverkavelingskantoor ingericht, of Beijer ging weer (November 1925) terug naar Leeuwarden en bleef er tot zijn dood op 21 Februari 1938. 123

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 3