tijd geen andere standplaats gehad dan het Friesche Haagje.
Collega Lensen, die ook het bovengemelde oude opleidings
systeem meemaakte en thans zijn beste krachten schenkt aan de
rijkscursus, zat in het begin van zijn loopbaan een blauwe Maandag
in de toenmalige Residentie en kwam na een half jaar detachering
te Zwolle op 1 Mei 1917 in Zutfen. Ongetwijfeld heeft deze
prominente figuur uit onze kring hier het gunstige klimaat gevonden:
jarenlang was kantoor Zutfen onder Lensen een bekend centrum
van tekenaarsopleiding, Lensen zelf werd een vooraanstaand
figuur op het gebied van het plaatselijke politieke leven en heeft
in zijn Zutfense tijd ook in onze Vereniging ruimschoots zijn sporen
verdiend. Pas in 1939 werd hij naar Den Haag geroepen. Oók
alweer een sprekend voorbeeld van iemand die geen overplaatsing
voor de vorming van zijn persoonlijkheid nodig had.
Hoddenbacheveneens Rijkscursusleider, zag kans, al na „vijf
maanden Den Briel" naar Rotterdam te worden verplaatst. En
evenals Lensen ging ook hij niet eerder (na ruim twintig jaren)
weg, dan toen hij op de Haagse School met de opleiding der
jongeren werd belast.
Van eenmanskantoor en grootstad.
We zagen in het voorgaande, dat meerdere vooraanstaande
technische ambtenaren van het Kadaster in hun jonge jaren weinig
of niet zijn verplaatst. Het is misschien in dit verband wel aardig,
de invloed na te gaan van eenmanskantoor en grootstad op de
vorming van onze prominenten. Hier kunnen wij als illustratie
van de gecompliceerdheid der materie wijzen op twee markante
verplaatsingstegenpolen: Valk en Van der Neut. Oud-collega Valk
thans Chef-de-Bureau bij de Cultuur-technische Dienst te Utrecht,
was vóór de tweede wereldoorlog de agressieve motorische kracht
in ons Corps, beet voor ons allen de spits af bij de proef-Amsterdam
voor het verrichten van veldwerkzaamheden door middelbare ambte
naren, streed met succes tegen het denigrerende woord „veldassistent".
Als eerste standplaats had hij het eenmanskantoor Gorinchem,
doch drie jaren later zat hij in één der grootste steden van Neder
land, Rotterdam, waar hij pas vandaan ging toen hij (met Pieterson)
werd aangewezen voor de opleiding tot „landmeetkundige'*.
Collega Van der Neut daarentegen werd in Juli 1918 in de
grootste standplaats Amsterdam aangesteld en ging twee jaren
later naar Amersfoort, in die tijd nog een landstadje met één tekenaar
van het Kadaster. Evenals zijn verplaatsingstegenvoeter een onzer
prominenten. We tellen hem thans helaas niet meer onder onze
leden, doch van vroeger jaren kent menigeen hem nog als fel
spreker op de algemene vergaderingen, die de volle aandacht der
aanwezigen bezat; opleider van menige collega en oud-collega;
later onder het bewind der drie zuilen was hij een der stuw-
125