Merison was na 2 jaar alweer vertrokken, Glerum bracht er 9
maanden door, Den Daas 1 jaar en 10 maanden, Rubingh 13
maanden, mej. Poelman 100 weken, Aukema vond na „6 weken
Roermond'al een uitwijkmogelijkheid naar de Ruilverkaveling, enz.
U ziet wel, dat in het algemeen de kleine (2e klasse) stand
plaatsen niet erg gewild waren. En tochmenige plaats
vermocht het, in het begin dezer eeuw, de collega's blijvend te
binden. Delzing was 17 jaren in Roermond, Guus Meijers zat er
dertig jaren lang, Arnolts sleet er een heel mensenleven (bijna
vijftig jaren) en de oude Jan Rijken vèr over de 40 jaren. Bingen
werkte in Eindhoven tussen 1904 en 1923, Peterse was ruim 8 jaren
Gorkummer en Jager zat in Tiel van 1905 tot hij in 1913 boek
houder van het Kadaster werd.
Ligt de oorzaak der geneigdheid tot het wegtrekken uit kleine
steden als Roermond, Tiel, Den Briel wellicht in de omstandigheid,
dat hier de standplaatsaftrek van 4% geldt? Ik geloof, dat het
lagere loon wel van invloed is op de migratie, doch dat ook
andere factoren een woordje meespreken.
Sociale mobiliteit*
In ons betrekkelijk kleine corps was ook in vroeger dagen de
sociale mobiliteit niet onbekend, al was de uittreding uit het
dienstvak een zeldzaamheid. We zien sedert de eeuwwisseling
menige collega benoemd tot boekhouder van het Kadaster. Volle-
wens, L. Slothouwer, van Eijsden, Haarman, Kwast, Fricke en
Van Dijk behoorden tot de eerste groep, die de technische dienst
verliet en bij de administratie terecht kwam. Doch na de eerste
Wereldoorlog gingen ook collega's bij ons vak vandaan, om èlders
een baan met meer perspectieven te aanvaarden. Ferd. Magdelijns
trad in dienst bij het Waterschap de Regge, Pot werd persfoto
graaf; Knoups in October 1922 geslaagd voor het examen van
beëdigd landmeter trok profijt van zijn verworven kennis en
nam ontslag; Schreurs volgde het voorbeeld van Magdelijns en
vond zijn plaats bij een waterschap; Kuik werd accountant en
R. de Vos toen voorzitter onzer Vereniging kwam bij de
Landmeetkundige Dienst der gemeente Amsterdam. F. Bührmann
de zoveelbelovende, die korte tijd later jammerlijk om het leven
kwam vond z'n weg als landmeetkundige bij de gemeente
Amersfoort; Schrikkema verbeterde zijn beginsalaris aanmerkelijk
door in dienst te treden van het landmeetbureau-Schermerhorn,
dat z'n tijd tien jaren vooruit was.
Er zijn er nog veel meer, die tussen de beide Wereldoorlogen
bij het Kadaster vandaan gingen; jongeren als Berends, die „stads
landmeter" werd; wat ouderen als collega M. Smidt, die als eerste
naar de Kleine Antillen verhuisde.
128