makerij, de 17e eeuw. Vooral voor de honderden plattegronden van steden, waaraan arbeid van landmeters ten grondslag ligt, zal ongetwijfeld ook in onze vakkringen belangstelling bestaan, en wie in deze tijd van mechanisatie eens prachtig uitgevoerd kaart werk onder ogen wil hebben, die kan op bovengenoemde expositie z'n hart ophalen. Een tentoonstelling van 17e eeuwse Hollandse kaartenmakers is haast identiek met een tentoonstelling van de familie Blaeu en het is niet voor niets, dat de organisatoren hun verzorgd-uitge- voerd gidsje „de Blaeu's" noemden, naar de kaartboekuitgevers, aan wie hoofdzakelijk de grote faam van Holland op het terrein van de kartografie te danken was. Talrijke inzendingen herinneren vooral aan de grondlegger Willem Janszoon Blaeu, en het is misschien in dit verband wel aardig, er op te wijzen dat deze grote 17e eeuwer zo geen landmeter, dan toch strandmeter is geweest. Midden in revolutietijden (1571) te Uitgeest of in Alkmaar ge boren, wetenschappelijk gevormd bij de beroemde Deense sterre- kundige Tyge Brahe, zag Willem Jansz. er niet tegen op tot een juister begrip van de grootte der aarde in het begin van de Gouden Eeuw een rechtstreekse graadmeting te verrichten langs het Noordzeestrand tussen de Maasmond en Texel. De poolshoogten van de Hoek van Holland en van het Noordelijkste punt bij het Marsdiep werden bepaald met een hoekmeetinstrument, van 14 voet (439 cm) straal, waarvan de boog 12° besloeg. Wij weten niet, met welk een meetketting Blaeu zijn lengte heeft ge meten, maar het is haast wel zeker dat deze nauwkeurig is ver geleken met de ijkmaat van de Rijnlandse roede, die in de pui van het Stadhuis van Leiden was aangebracht. Want de nauwkeurig heid was blijkens latere onderzoekers (o.a. de wiskundige Jean Picard, die uit een triangulatie volgens de methode-Snellius de afstand ParijsAmiens berekende) zéér hoog, véél hoger dan die der graadmeting van Snellius. (volgens berekeningen van Baudet bedroeg de fout bij Picard 11 meter, bij Blaeu hoogstens 66 meter, maar bij Snellius niet minder dan 3880 m.) Dezelfde nauwgezetheid vinden we terug in de kaartboeken van Willem Jansz., zijn stedenatlassen, die steunen op werk van land meters, al is hier veel compilatie-arbeid, die teruggaat tot de stedenmetingen door Jacob van Deventer, een eeuw eerder. Doch het schoonste werk op kartografisch gebied werd wel geboden door de zoon en opvolger Joan Blaeu en als U, lezer en lezeres, eens een schitterende verzameling uit de bloeitijd der Hollandse kaartenmakerij wilt bewonderen, waar gravure, tekst en bindwerk een haast volkomen harmonie vormen, buig U dan in volle nede righeid over de schatten, die dr W. Voorbeytel Cannenburg en zijn staf tot 30 September a.s. tentoonstellen in het Amsterdams Historisch Museum. 195

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 31