Naast bovenstaande diensten vindt men landmeetkundige diensten bij de Waterstaat, bij havenwerken, bij de bouw van stuwen e.d. Ook het Bosbeheer heeft bij het toezicht op de bosgrenzen ver scheidene landmeetkundige ambtenaren nodig. De Spoorwegen hebben landmeetkundige diensten in elke Directie. Deze behandelen de uitzettingen, waterpassingen en kaarteringen van de spoorweg projecten. Tenslotte kregen ook de steden als gevolg van de snelle uitbouw eigen afdelingen, die zich bemoeien met stedenhermeting, met straten-waterpassing, met het maken van plans op schaal 1 250 tot 1 10.000, met de cultivering van gronden aan de stadsranden, het projecteren van uitbreidingsplannen, rooilijnen en stratenplans. 5) De Duitse hoofdregel bij het meten: „Feldarbeit gut, alles gut; Feldarbeit schlecht, alles schlecht" komt ons zeer bekend voor. Bij de metingen (Messung, Aufmessung, Vermessung of Aufnahme genoemd) onderscheidt met metingen in vlak terrein, opnamen voor het maken van grondschetsen, hoogtemetingen, uitzettingen van wegen, bouwwerken, spoorwegen en uitbreidingsplannen, en me tingen ten behoeve van de fotogrammetrie. Tekeningen tot de schaal 1 5.000 noemt men „Plane". Bij kleinere schalen, b.v. tot 1 25.000, spreekt men van „Karten", hoewel deze begrippen tegenwoordig vervagen. Lageplane hebben geen hoogtelijnen en -cijfers. Höhenplane bevatten naast de terrein- vormen het normaalpeil en de hoogtelijnen. Zo ook de Ortskarten of Topografische Karten op schaal 1 5000 tot 1 200.000. Als lengte-eenheid werd in 1799 in Frankrijk de meter (ongeveer het veertig millioenste deel van de lengte van een aardmeridiaan) ingevoerd en in 1868 door de Noord-Duitse „Bund" en in 1872 door het Duitse Rijk overgenomen in de vorm van een kopie van de te Parijs bewaarde platinastaaf, die bij 0° C. de gewenste lengte aangaf. Omdat dit metaal niet aan alle gestelde eisen voldeed, werd een nieuwe standaardmaat van platina-iridium vervaardigd, welke men bewaart te Breteuil. Deze internationale meter is sedert 1883 in Duitsland de officiële eenheid. De Technische Reichsanstalt te Berlijn bezit een kopie, welke tot op +0,2 ju nauwkeurig is (1 ju= 1 mikron 0,001 mm). Hiermee worden de stalen standaardmeters vergeleken, die verder weer dienen ter controle van meetlatten en meetbanden. Teneinde tijdrovende omrekeningen te vermijden, gebruikte de Rijkslandmeetkundige dienst in Duitsland tot 1944 de z.g. legale meter, die iets langer is (1 legale meter 1,000013355 internationale standaardmeter). De fout, welke daardoor ontstond in het Rijks- 169 5) Zie o.m. Allgemeine Vermessungsnachrichten 1950, blz. 186—204 en 217—229.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1952 | | pagina 5