het mogelijk, dat dan alle vier aftrekkingen een zelfde foutief be
drag tot uitkomst geven? Een vraag, te beantwoorden door hen
die met hoekmeten te maken hebben. Bedoeld worden natuurlijk
niet die gevallen, waarbij door het richten op verkeerde jalons
fouten ontstaan.
De ervaring aan het C.T.O. is, dat hoekmeetfouten goed te
localiseren zijn, zelfs de controle-hoekmetingen voor fouten van
0,1 graad weten we nog wel te beperken tot die op enkele punten.
Het aantal hangt af van de tenslotte overblijvende fx en fy. Van
deze toch is afhankelijk het aantal punten, waarvan de coördinaten
dicht bij elkaar komen, als we de methode van heen- en terug
rekenen gebruiken.
Goede oplossingen ontvingen we van de heren S. de Boer,
B. M. de Bruin, F. Bruin, A. Kamp, W. van Keppel, A. Klaverboer,
P. Mantel, B. F. Osinga, S. C. Oskam, J. Serier, A. van Wieringen
en I. C. Zwartbol.
Opgave XXXVII.
Van een bouwterrein ABCD zijn de lengten der zijden bekend.
AB 66,91 m, BC 43,75 m, CD 62,88 men DA^ 46,84 m.
Verder is gegeven dat diagonaal AC diagonaal BD in twee gelijke
delen verdeelt.
Gevraagd het oppervlak van het bouwterrein.
Oplossingen kunnen vóór 25 December ingezonden worden
aan Mej. C. A. C. Best, Conradkade 60, Den Haag.
Gewijzigde inrichting van de fransversaalschaal
In het Maart-nummer van dit Orgaan namen wij een artikel
op, waarin de heer A. J. Leenhouts een wijziging van de inrich
ting der transversaalschaal bepleitte. Het Tijdschrift voor
Kadaster en Landmeetkunde van October 1952 bevat een bij
drage van de Heer B. J. Lensen, Landmeetkundig ambtenaar A,
leraar aan het Centraal Teken- en Opleidingsbureau van het
kadaster te 's-Gravenhage met een critische beschouwing van die
wijziging.
Welke practische voor- en nadelen zijn aan de wijziging ver
bonden, vraagt de auteur. En hij vervolgt dan aldus:
M.i. is het voordeel niet groot. De zg. zwakke plek op de schaal
tussen de convergerende lijnen strekt zich niet uit over de gehele
afstand van 0 tot ruim 0,20, doch ligt meer daar, waar de conver
gentie verloopt van 0 tot 0,10 mm. Met het ongewapende oog
zijn de afstanden 0,11 tot 0,20 (schaal 1 1000 of 1 1250) zeer
goed waarneembaar en door middel van aanvullingen (tot 5 of
10 m) is de kaartering gemakkelijk uit te voeren.
222