heid, welke dergelijke gebieden kenmerkt. Wie dit land in de zomer, als de gewassen op de vruchtbare akkers rijpen, bezoekt, komt gemakkelijk tot een ander inzicht en ontdekt" stellig de schoonheid van het Groninger landschap. Ontstaan en ontwikkeling van het recht* Het recht van beklemming heeft zich ontwikkeld uit de oud- Groninger huur, zoals die in de Middeleeuwen bestond. In de Middeleeuwen hebben de kloosters grote invloed gehad op de ontginning van woeste grond en de exploitatie van de ont gonnen gebieden. Veel cultuurgrond behoorde dan ook aan de kloosters. Feith 1) heeft een schatting (aan de lage kant) gemaakt en komt tot een totaal van ongeveer 45.000 ha, d.w.z. een vierde van alle in cultuur gebrachte grond in de Ommelanden. Alleen het klooster Aduard bezat ruim 5000 ha goede klei- en zavelgronden. Dit is tweemaal de oppervlakte van de tegen woordige gemeente Aduard. Samen bezaten de kloosters in de provincie Groningen zeker 25.000 ha land. Daarnaast echter had den kerken, pastoriën, kosterijen, proosdijen, prebenden en kalen den een omvangrijk grondbezit. Deze kloosters waren niet in staat deze uitgestrekte bezittingen zelf te ontginnen en te exploiteren. Buiten tal van lijfeigenen, die de hoeven voor deze kloosters bebouwden (wier opbrengsten in haar geheel dus moesten worden afgeleverd aan de curtes of curiae, de hoofdhoeven op de kloosterbezittingen) zullen er on getwijfeld ook halfvrijen zijn geweest, die een zeker recht op de door hen bewoonde grond konden beweren tegenover de eigenaar. Na de 12de eeuw verdwenen in de Friese gewesten, ook in de provincie Groningen, de onvrijen, horigen en lijfeigenen. Wij zien dan langzamerhand rechtsbetrekkingen ontstaan, waarbij tegenover het recht van gebruik en genot staat de ver plichting tot voldoening van een zekere opbrengst of de betaling van een geldsom, of wel tot het presteren van bepaalde diensten. Die rechtsbetrekkingen kunnen worden samengevat onder de algemene naam van huur (oorspronkelijk de voor deze streken algemene term, zowel voor de aan zekere tijd gebonden afstand van het gebruik en genot als voor de afstand voor goed). De term ,,to ewigher hure" is in de stukken van de 14e en 15de eeuw de gewone. Dat onder de algemene naam ,,hure" verschillende rechten van gebruik en genot kunnen zijn begrepen, behoeft geen betoog. Het eigenlijke doel van de verhuur was echter steeds de ont ginning en daarna de bebouwing d.w.z. beplanting en bezaaiing. 50 1) Mr J. A. Feith. De rijkdom der kloosters van Stad en Lande, Groninger Volksalmanak 1902 blz. 1 e.v.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1953 | | pagina 10