Zij, die de zelfstandigheid der gehuwde vrouw begeerden, heb ben lange tijd Engeland met zijn Married Women's Property Act 1882 tot voorbeeld aan onze wetgever gesteld. Volgens deze wet is iedere gemeenschap tussen echtgenoten uitgesloten en is de vrouw volkomen zelfstandig met haar vermogen te doen wat zij wil. In later tijd zijn echter velen van dit standpunt teruggekomen, daar het een te grote ongelijkheid schept tussen de man, die in de regel door zijn arbeid voor inkomsten zorgt en de vrouw, die door haar zorg voor het huishouden het hare er toe bijdraagt, dat op die inkomsten bespaard kan worden. Uit dien hoofde heeft dan ook indertijd het Comité voor een gemeenschappelijke Actie tot hervorming onzer Huwelijkswetgeving zich voor het gemeen worden der winsten verklaard (zie de artikelen 37 en vgl. van het ontwerp van dit Comité). Als bezwaar tegen dit stelsel wordt aangevoerd, dat het de echtgenoten, die het stelsel in practijk wen sen te brengen, dwingt tot een nauwkeurige boekhouding betref fende hun vermogen en hun uitgaven, terwijl de vergoedingen, die door de ene echtgenoot aan de andere zijn verschuldigd, om dat hij uit de winst gelden ten bate van zijn privé-vermogen heeft besteed of omdat te zijnen bate of ten bate van de gemeenschap pelijke huishouding door de andere echtgenoot privé-gelden zijn uitgegeven, tot ingewikkelde verrekeningen aanleiding geven. Voorlopig antwoord van de Minister van Justitie: De algehele gemeenschap van goederen van het huidige recht moet, behoudens enkele verbeteringen, regel blijven, doch de afwijkingsmogelijkheid daarvan moet dusdanig worden geregeld, dat aan reële belangen zoveel mogelijk tegemoet gekomen wordt. Vraag 47* I. Moet de wet maxima vaststellen voor hetgeen een tweede echtgenoot naast vóórkinderen bij wijze van schenking, erfopvolging bij versterf of uiterste wil mag ontvangen? II. Zo ja, moeten dan die maxima ook gelden voor hetgeen de tweede echtgenoot uit de huwelijks gemeenschap meer ontvangt dan hij in die gemeen schap heeft ingebracht? Toelichting. Ook op dit punt is ons Burgerlijk Wetboek de Franse Code Civil gevolgd, door zowel het uit het Romeinse recht stammende maximum van een kindsdeel als het aan het oud- Franse recht ontleende maximum van een vierde over te nemen. Bovendien heeft ons wetboek de werking van deze maxima aan zienlijk uitgebreid door deze ook op een bevoordeling, die het gevolg van de algehele gemeenschap is, te betrekken (art. 236), hetgeen tot in de rechtspraak nog steeds niet volledig opgeloste moeilijkheden heeft geleid. Vele moderne wetgevingen kennen niet meer deze bijzondere 63

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1953 | | pagina 23