naast kinderen recht heeft op een derde der nalatenschap, maar
alleen wanneer zij afstand doet van haar deel in de gemeenschap.
Tegen het bestaande Nederlandse stelsel kan worden aan
gevoerd: le. dat bij het aanwezig zijn van veel kinderen de echt
genoot een te gering deel krijgt om op gelijke voet als vroeger
voort te leven en 2e. dat weliswaar door de werking der alge
hele gemeenschap van goederen dit nadeel in vele gevallen wordt
opgeheven, maar dat de gelijkstelling met een kind plaats vindt,
onverschillig of er een gemeenschap bestaat of niet bestaat, en
onverschillig of het bestaan van de gemeenschap voor de langst
levende echtgenoot een achteruitgang of een vooruitgang van
vermogen met zich brengt.
Hiertegen kan worden aangevoerd, dat in 1923 de verschillende
stelsels reeds voldoende bekend waren en er toen een gekozen is,
dat behoorlijk heeft voldaan en aan de langstlevende echtgenoot
naast diens helft van de gemeenschap een redelijk deel van het
gemeenschappelijk vermogen geeft. Weliswaar geldt de regel van
het kindsdeel ook wanneer de gemeenschap bij huwelijkse voor
waarden is uitgesloten, maar het is vast gebruik dat ieder der
echtgenoten bij het maken van huwelijkse voorwaarden tevens een
testament ten voordele van de ander maakt. En wat het voort
leven op de vroegere voet betreft, dit wordt tegenwoordig, nu
inkomsten uit arbeid zoveel meer betekenen dan inkomsten uit
kapitaal, voor het overgrote deel der bevolking niet door het erf
recht, maar door de omstandigheid, of de langstlevende voldoende
verdiensten uit arbeid kan trekken, en de kinderen uit hun ver
diensten willen bijdragen, bepaald.
De gestelde vraag kan worden beantwoord:
a. ontkennend;
b. bevestigend, en wel:
1. het erfdeel van de echtgenoot wordt naast kinderen op een
vast deel van de nalatenschap gesteld, hetwelk de echt
genoot in eigendom ontvangt;
2. het erfdeel wordt op een vast deel der nalatenschap in
vruchtgebruik gesteld;
3. in kleine boedels wordt aan de echtgenoot tot een zeker
bedrag voorrang gegeven boven kinderen.
Vraag 38» Moet de echtgenoot, die niet van tafel en bed is ge
scheiden, een legitieme portie worden toegekend?
Toelichting* In 1923 heeft men bezwaar gemaakt om de echt
genoot een legitieme portie toe te kennen, omdat de ene echt
genoot ernstige grieven tegen de andere kan hebben, grieven, die
alleszins een echtscheiding of scheiding van tafel en bed zouden
rechtvaardigen, waartoe de echtgenoot echter in het belang der
67