He! reck! van keklemming H. T. KAMPHUIS: ,,Ubi non est pudor nec cura juris sanctitas, pietas, fides, instabile reg- num est." (Waar men het recht niet eerbiedigt, noch handhaaft, waar geen eerlijkheid, vroomheid, trouw gevonden wordt, daar staat een rijk op zwakke voeten.) Wanneer wij in ons Burgerlijk Wetboek een antwoord trachten te vinden op de vraag ,,Wat is het beklemrecht?", dan zullen wij na lezing van artikel 1654 het boek met een onbevredigd gevoel terzijde leggen. Ons B.W. zegt van dit recht niet meer dan datgene, wat in genoemd artikel 1654 als volgt is vermeld: „Het recht van beklemming en van altijddurende beklem ming, geboren uit overeenkomst, of door andere wettige mid delen ingesteld, wordt door de aan hetzelve eigene bepalingen en bedongene voorwaarden, en, bij gebreke van deze, door de plaatselijke gewoonten, geregeerd." Degenen onder onze lezers die verwachten, dat het beklem recht in het binnen afzienbare tijd herziene Burgerlijk Wetboek uitgebreider zal worden omschreven of meer bindend geregeld, zullen hierin worden teleurgesteld. Zijn wij goed ingelicht, dan zal in het door Prof. Meijers samen te stellen ontwerp Burgerlijk Wet boek het recht van beklemming als een eeuwigdurende erfpacht worden aangemerkt. Ook vroeger schijnt de wetgever een zekere overeenkomst tus sen beklemming en erfpachtsrecht te hebben aangenomen. Immers in de Code Napoleon voor Holland van 1809 vinden wij twee arti kels over het recht van beklemming, en wel bij het hoofdstuk over erfpachtsrecht, dat deel uitmaakt van de titel, waarin tevens over huur en verhuur wordt gehandeld. Deze artikelen 1575 en 1576 laten wij hier in extenso volgen: 42 Opschrift in een der drie zandstenen banden in het raadhuis van Appingedam (1630). x) Mr S. Gratema: Het beklemrecht in zijn geschiedkundiqe ontwikkelinq (1893). 2) Mr H. O. Feith: Het Groninger beklemrecht (18281837).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1953 | | pagina 2