passing van artikel 30, derde lid aanhef en onder 4°, tot afwij zing van het verzoek zou leiden en de pachter door het verlies van het gepachte de grondslag van zijn maatschappelijk bestaan zou worden ontnomen, is de rechter nochtans verplicht om, wan neer de verpachter de vorige verpachter binnen vier jaren voor het einde van de pachtovereenkomst onder bijzondere titel is op gevolgd en geen bloed- of aanverwant in de rechte nederdalende linie van de vorige verpachter is, de overeenkomst te verlengen tot vier jaren na het einde van het pachtjaar, waarin de verpachter de vorige verpachter is opgevolgd. 2. Indien de wil tot persoonlijk gebruik met toepassing van artikel 30, derde lid aanhef en onder 4°, tot afwijzing van het verzoek zou leiden en de pachter door het verlies van het ver pachte niet de grondslag van zijn maatschappelijk bestaan zou worden ontnomen, is de rechter bevoegd om, wanneer de ver pachter de vorige verpachter binnen vier jaren na het eind van de pachtovereenkomst is opgevolgd en geen bloed- of aanver want in de rechte nederdalende linie van de vorige verpachter is, de overeenkomst te verlengen tot ten hoogste vier jaren na het einde van het pachtjaar, waarin de verpachter de vorige ver pachter is opgevolgd. De regering is dus van oordeel, dat het imperatieve karakter van het nieuwe artikel in gevallen, waarin de pachter de grond slag van zijn maatschappelijk bestaan verliest, behouden moet blijven. In andere gevallen is echter de behoefte aan een impe ratieve verlenging met vier jaren na het tijdstip der eigendoms- verkrijging minder dringend. De verlenging kan dan facultatief worden gesteld. De termijn van vier jaren is ontleend aan artikel 37, derde lid, van het voorontwerp Pachtwet van de Commissie-Van den Bergh. Bij de behandeling van de nieuwe Pachtwet zal opnieuw onder zocht kunnen worden, hoe lang deze termijn moet zijn. H. T. KAMPHUIS: Jurisprudentie Het Kantongerecht te Amsterdam behandelde op 19 December 1951 (no. 709; zie ook Weekblad Nederlandse Jurisprudentie", no. 47, dd. 22 November 1952) de vraag of een vaarwater moest worden gerangschikt onder de bevaarbare en vlotbare stromen. Het betrokken vaarwater, het z.g. Zijdelmeer te Uithoorn, doet van Mei tot October dienst voor het vervoer van groenten per schip van de tuinen naar de veiling. 75

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1953 | | pagina 35