Artikel 1575: Beklemming heeft plaats, wanneer aan iemand
landerijen in erfelijke huur worden uitgegeven, met beding,
dat daarvoor jaarlijks een bepaalde huurprijs worde betaald,
de schattingen en lasten op het land liggende, door den huur
der worden voldaan, en alle zes jaren het contract door een
bepaald geschenk worde vernieuwd, blijvende de eigendom
van het land aan den verhuurder."
Artikel 1576: „De verdere rechten omtrent beklemming wor
den door plaatselijke reglementen of gebruiken geregeld."
Aan de andere kant zag de wetgever echter ook verschil. Im
mers in art. 1563, waar erfpacht werd omschreven, wordt ge
sproken van „erfelijk genot van eens anders onroerend goed".
Bovendien treffen we in de aangehaalde artikelen de termen
„huur" en „huurder" aan.
Maar de wetgever blijkt in deze wet toch in het recht van zes
jarige beklemming meer dan eenvoudige huur te hebben gezien.
Zelfs, en het schijnt niet te gewaagd dit te beweren, een zakelijk
recht, analoog aan het recht van erfpacht.
Toen echter de Franse wetgeving in Januari 1811 in het Zuiden
des lands en met Maart van datzelfde jaar in het Noorden werd
ingevoerd, bevatte deze geen enkele bepaling met betrekking tot
het recht van beklemming.
In de Code Napoleon komt geen bepaling voor, zoals wij die
momenteel kennen in art. 3 van de wet houdende algemene be
palingen der wetgeving van het Koninkrijk van 15 Mei 1829:
„Gewoonte geeft geen recht, dan alleen wanneer de wet daarop
verwijst."
In die tijd deed zich dan ook herhaaldelijk de vraag voor, welke
kracht in het algemeen aan gebruiken en gewoonten moest worden
toegekend. De meningen in rechterlijke kringen waren verdeeld.
Ging men aan de ene kant zover, dat men aan de gewoonte
rechtscheppende kracht toekende, zelfs in aansluiting aan het
Romeinse recht in die mate, dat daardoor de wet kon worden
opgeheven of gewijzigd, aan de andere kant werd haar alle in
vloed ontzegd niet alleen tegenover een uitdrukkelijke wetsbe
paling, maar ook daar, waar de wet zweeg. Bij deze opvatting
zou natuurlijk van beklemrecht geen sprake meer hebben kunnen
zijn, en konden alle contracten, bij welke een recht van beklem
ming was gevestigd, hoogstens alleen werking hebben tussen par
tijen. Die mening is dan ook in die dagen door de jurisprudentie
niet gehuldigd. Zolang de Code Napoleon hier te lande geldende
was, zijn de bijzondere regels, gewoonten en gebruiken met be
trekking tot het recht van beklemming, zoals men ze toen ver
stond, toegepast. Tevens werd echter, naarmate van de opvatting
van de rechters, de toepasselijkheid van enkele artikelen van het
43