Nu berekenen we de coördinaten van T met behulp van de barycentrische methode. (Voor controle hebben we daarna natuurlijk TC, TD en TE bepaald en de argumentsverschillen vergeleken met de hoeken waarvan we zijn uitgegaan!) Voor het nu volgende hebben we ook nog de lengte TE nodig. In de driehoeken QTE en RTE berekenen we respectievelijk QE en RE en L QET. Nu kunnen we EP vaststellen, waarna de coördinaten van P al heel spoedig volgen. Nu een oplossing volgens de methode aangegeven in Jordan II, lste halfband, 9e druk (1931), blz. 455. Df We voeren twee onbekende hoeken in: (p L ACE en ip L BDE. Tussen de hoeken in de figuur bestaan de betrekkingen: a 200 S e p=200 rj (p \p a -\- ft y (O Als we de figuur bekijken, zien we dat QR op twee manieren te bepalen is; n.l. als verschil van PR en PQ en als verschil van EQ en ER. pR _sin_? sin p PQ=S!" dp sin a EQ sinjPc sin a ER sin ld sin p sin rj sin sin sin a sin w sin yj s= c d sin a sin p cx sin op dx sin ip We vinden de volgende betrekking, waarin <p als enige onbekende voorkomt s (q dx cos co) sin cp dL sin co cos cp. 84

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1953 | | pagina 44