Franse wetboek en wel die over huur en verhuur in meerdere of mindere mate erkend. De invloed van Zuidnederlandse zijde op de totstandkoming van ons Frans georiënteerd Burgerlijk Wetboek is onmiskenbaar, als wij weten dat, toen het B.W. voor invoering op 1 Februari 1831 rijp werd geacht, een bepaling over het recht van beklem ming geheel ontbrak. Het beklemrecht werd zelfs niet met name genoemd. Men beschouwde het beklemrecht als een soort huur overeenkomst, een gebruiksrecht van Germaanse oorsprong. Zoals wij weten heeft het recht van beklemming zich ontwikkeld uit de oud-Groninger huur, zoals die in de Middeleeuwen bestond. Deze oud-Groninger huur was niet zoals onze tegenwoordige pacht die in hoofdzaak in het Romeinse recht haar oorsprong heeft een persoonlijk doch een zakelijk recht en in verschillende opzich ten vertoont zij afwijkingen van de laatste. In het vervolg van ons artikel zullen wij op het ontstaan en ontwikkeling van het beklemrecht nog enigszins dieper ingaan. Tegen dit ontbreken van enig artikel over het beklemrecht is toen in de volgende jaren door de Tweede Kamer stelling ge nomen. Nadat verscheidene ontwerpen waren ingediend en ver worpen, was het resultaat, dat tenslotte het voorgestelde artikel werd aangenomen met 26 tegen 19 stemmen en als art. 1654 in het Burgerlijk Wetboek werd opgenomen. In 1880 wendden de Staten van de Provincie Groningen zich nog tot de Regering met het verzoek, het beklemrecht bij de wet te regelen en de eigendom afkoopbaar te stellen, maar daar is niets van gekomen. Afkoopbaarstelling, zoals hier vermeld, is be doeld als een convertering van dit beperkt zakelijk recht in eigendom. Ons is van een streven tot wettelijke regeling van het beklem recht tot dusver niet gebleken. Blijkbaar stelt onze wetgever zich op het standpunt, dat dit recht als historisch relict rustig aan zijn gewoonten en de daarom trent bestaande rechtspraak kan worden overgelaten. Definities* Nu wij hebben gezien, dat ons Burgerlijk Wetboek geen be vredigend antwoord geeft op de vraag: ,,Wat is het recht van beklemming?" zullen wij trachten dit antwoord uit andere bronnen te putten. 44 Zie: Vonnis Rechtbank Appingedam 30 October 1823 O.p. 2, waar wij de overweging lezen, dat, de geschillen ,,over den aard en natuur van het recht van beklemming geenszins naar een uitheemsch, schoon alhier nog werkend wetboek, dat geene beklemmingen kent, maar eenig en alleen naar den geest van inheemsche voormalige wetten, reglementen, staatsresolutiën, oude loffelijke herkomen, zede en gewoonten in dat gewest plaats hebbendemoeten worden uitvondig gemaakt en beslist".

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1953 | | pagina 4