Ons artikel zou onvolledig zijn, als wij niet een korte beschrij
ving gaven van het deel van ons land, waar het beklemrecht is
ontstaan en welk recht op de ontwikkeling van het grondbezit en
het welvaartspeil in de provincie Groningen van grote invloed is
geweest.
Groningen is ongetwijfeld een provincie met een sterk uit
gesproken eigen karakter.
Karakteristiek voor Groningen is ook de hoge positie, die de
boerenstand in de gewestelijke samenleving inneemt. Wie aan
Groningen denkt, denkt vanzelf aan de Groninger boeren en aan
de belangrijke rol, die zij in het maatschappelijk leven spelen.
In tal van verenigingen, instellingen en bestuurscolleges, waar
men in andere gewesten zelden of nooit boeren aantreft, zal men
deze in de provincie Groningen wel vinden. De stad Groningen
is dan ook, meer dan enige andere stad in ons land, een boeren-
stad.
Niet alleen economisch, maar ook in sociaal en cultureel op
zicht is Groningen oneindig veel nauwer met zijn agrarische om
geving verbonden dan b.v. Amsterdam.
In verschillende delen van Groningen kan men zonder over
drijving de boeren aanduiden als een landelijke aristocratie.
Deze rijke, machtige en aanzienlijke landbouwers speelden en
spelen in de Groninger wereld en zelfs ook daarbuiten een rol van
grote betekenis. Zij hebben op de Groninger boerenstand als ge
heel hun stempel gedrukt en aan hen denkt men meestal, als men
spreekt van „de" Groninger boeren. Wie de boeiende, bewogen
geschiedenis van Groningerland kent weet, dat, toen dit gebied
nog geen eenheid was en de grenzen, zoals wij die nu kennen,
nog niet waren vastgesteld, het feitelijk bestond uit een aantal
gouwen, die vrijwel een onafhankelijke staat voerden. De namen
van deze gouwen vormen in zekere zin nog een levend begrip:
Fivelingo, Hunzingo, Westerkwartier, Oldambt, Westerwolde,
Gorecht (zie het kaartje op blz. 48).
Na 1795 krijgt Groningen staatsrechtelijk de vorm, die wij thans
kennen. Eigen souvereiniteit bestaat niet meer, Groningen vormt
een volledige eenheid. Er is geen andere provincie in Nederland
aan te wijzen, waar stad en platteland zo volmaakt op elkaar zijn
aangewezen.
Groningerlandboerenland. De associatie ligt voor de hand.
Zelfs de Groninger landadel is voortgekomen uit de boerenstand.
Een aantal borgen herinnert nog aan zijn vroegere macht en
glorie. Het gewest, 236.000 ha groot, is nu grotendeels in cultuur
gebracht, n.l. ruim 200.000 ha waarvan 69 wordt gebruikt als
bouwland en 31 als grasland. Hieruit blijkt, dat ook de veeteelt
een betrekkelijk ruime plaats inneemt. Voor het overige is Gro
ningen allerminst een „cultuursteppe" met de grijze eenvormig-
49