opgemeten door de landmetersfamilie Hattinga uit Hulst in
Zeeuws-Vlaanderen. Een deftig stel arbeidzamen intussen, met
een zwierig-geklede landmeter en driesteek-dragende assistenten.
Kettingtrekker*
Een beroepsnaam dat leert de ervaring wordt niet gauw
veranderd, ook al geeft deze niet meer op juiste wijze de werk
zaamheid van de drager ervan aan. Een slager slacht meermalen
niet meer zelf het vee, de melkboer in de grote stad ziet al lang
geen koe en geen boerderij meer. Het vooroorlogse Kadaster kende
de grote groep Tekenaars van het Kadaster, van welke de hoofd
bezigheid al lang niet meer het tekenen was. De naam is,
terecht, grotendeels afgeschaft. Dat betekent echter niet, dat de
oude naam overal in onbruik geraakte. Voor sommige ouderen
(oude mensen wennen niet erg gauw aan nieuwe begripsaandui
dingen) zijn de L.A. en L.A.A. ten kantore nog immer ,,de teke
naars" en is de L.A.A. te velde ,,de veldassistent". Naast de ver
sleten beroepsnaam tekenaar" en het in enkele achtergebleven
gebieden nog wel eens gebruikte ,,veldassistent", kent ons vak
nog de oude beroepsnaam kettingtrekker". Ik heb jammer genoeg
nog niet de tijd en de gelegenheid gehad, te onderzoeken waar
in ons land deze in onbruik geraakte naam voor de landmeters
hulp nog wordt gebezigd. Mijn indruk (welke echter nog niet
door een enquête is gecorrigeerd) is, dat de Ruilverkavelings-
dienst en de Dienst voor Buitengewoon Landmeetkundig Werk
jonge Diensten en jonge mensen, die werken met moderne in
strumenten en moderne begrippen de naam kettingtrekker"
slechts uit het verleden kennen en hem nooit gebruiken. Want de
kettingtrekker was bij het Kadaster in de 19e eeuw de landmeters
hulp, die de meetketting voorttrok. Een enkele landmeter weet
zich nog te herinneren, dat in zijn jonge jaren er collega's waren
die vroeger nog uitsluitend met de meetketting hadden gemeten.
Over de trekker van deze meetketting kunnen wij iets lezen in
het landmetersleerboek ,,Werkdadige Meetkonst, tonende klaar
,,en beknopt, hoe dat al 't gene een Ingenieur en Landmeter te
meten voorvallen kan, wiskonstig met en zonder Hoekmeting,
,,door de minste moeite gemeten word", geschreven door de 18e
eeuwse landmeter Johannes Morgenster. Als één der tien belang
rijke dingen" die de landmeter nodig heeft wordt ,,een getrouwe
dienaar, die de keten voorttrekt" genoemd.
De eerste maal, dat in de mij bekende literatuur over land
meting de beroepsnaam van de landmeetassistent werd genoemd,
was in 1810. De Nederlandse Hoofdcommissie tot de zaken der
Verponding was toen al enige jaren doende met het reuzenwerk,
de kadastrering te bewerkstelligen van alle cultuurgronden in ons
land. Honderden landmeters moeten toen emplooi bij het werk
der Verponding hebben gevonden: alleen al in de latere provincie
152