bekend met de plaatselijke situatie, was zo'n dorpsveldwachter een ware nieuwsbron. Want niet alleen als de lagere dorpsgezag drager, doch ook uit andere hoofde raakte hij met nagenoeg alle facetten van het dorpsleven bekend. Een voorbeeld hiervan vond ik in het Noordhollandse tijdschrift ,,De Speelwagen". De dorps veldwachter van Noordscharwoude had omstreeks 1885 de vol gende bijbaantjes: le varkensboer (40 varkens), 2e agent van de doktersbus, 3e agent van het veefonds, 4e fondsgeldophaler der ziekengeldverzekering, 5e agent van een levensverzekeringmaat schappij, 6e agent van een begrafenisfonds, 7e werkopsnorder voor een stalhouder van rouw- en volgkoetsen, 8e afslager bij verkopingen, 9e op Zondag hulpkoster voor het open en sluiten der kerkdeuren, 10e schuitenvoerder, wanneer de kerkeraad het kerkeland ging schouwen, 11e „Met de landmeter mee om het land „op te meten voor het Kadaster", 12e monsteropnemer van melk, 13e lantaarnopsteker, 14e teerder van gemeentebruggen en -hek- ken, 15e schoolgeldophaler, 16e tuinbouwer van een lap eigen grond. Landmeetassistent* De kettingtrekkende veldwachter is reeds lang ter ziele en ook de volgende fase in de ontwikkeling van de landmeterij, nl. de meetarbeider-dagloner uit het meetdistrict, loopt naar z'n einde. De werkspecialisatie deed omstreeks de dertiger jaren ook op dit gebied haar intrede en bracht de meetploegen met volledige dag taak naar voren. Het gunstige klimaat voor de practijkopleiding vaiv'voor hun taak volledig berekende hulpkrachten was hierdoor geschapen en de weg voor de ambtenaar-meetarbeider of land- meetassistent lag open. De revolutionnaire ontwikkeling van het autoverkeer in ons land liet ook het Kadaster niet ongemoeid. Vooral na de tweede wereldoorlog werd op een, van een progres sieve visie getuigende, vooruitziende wijze gestreefd naar moder nisering van het vervoer tijdens dienstreizen. Het gebruik van de personenauto bij de uitvoering van kadastrale opmetingen schonk niet alleen ons de lang-begeerde rijdende schuilgelegenheid zo noodzakelijk in het hier heersende, zeer wisselende klimaat maar werkte tevens de concentratie van landmeetassistenten op de standplaats van het landmeetbureau in de hand. Drieërlei ge volgen van dit laatste tekenen zich in de jongste tijd af. Tot voor kort had in vele streken de landmeter op verscheidene steun punten in zijn district losse, niet geheel ingewerkte, hulpkrachten een deel van het jaar te zijner beschikking. In zulke gevallen moest hij zélf een meetlijn uitbakenen, zélf de verlengden van markante lijnen bepalen en op de meetband aflezen, of de voet- punten voor loodlijnen vaststellen en meer van die eenvoudige veelvuldig voorkomende practijkgevallen afwikkelen. Door het 154

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1953 | | pagina 18