J. FRANKE:
(lid van de Coöp. ver. Ingenieursbureau Van Steenis W.A.)
Plancfiefopnamen op Schouwen
Slechts weinigen onder ons worden tijdens hun landmeetkun
dige loopbaan in staat gesteld het planchet en de wijze van wer
ken met dit instrument van wat meer nabij te leren kennen. Toen
ik dan ook in Februari van het vorig jaar belast werd met het
verrichten van metingen t.b.v. een hoogtekaart van een gebied ter
grootte van ruim 1300 ha gelegen achter de duinenrij van het
eiland Schouwen, werd deze opdracht door mij met temeer vreugde
ontvangen, omdat van slechts 635 ha van dat gebied luchtfoto's
waren vervaardigd (zodat voor dit gedeelte van het terrein met
terreinwaterpassing in de luchtfoto's kon worden volstaan), ter
wijl de overige 647 ha door middel van planchetopnamen 1 2000
in kaart gebracht moesten worden. Ik prees mij gelukkig nu ook
te zullen behoren tot de helaas nog weinigen, die kennis mochten
maken met deze vorm van landmeetkundige techniek. Het is dan
ook dat gedeelte van de opdracht, waarop ik in de volgende
regels wat verder wil ingaan, terwijl daarnaast enkele algemene
punten met betrekking tot de planchetmeting naar voren zullen
komen.
Evenals bij elke andere opdracht begonnen we na alle ge
gevens omtrent vaste punten en hoogtemerken verzameld te heb
ben met een uitvoerige verkenning van het op te nemen ter
rein, zodat een goed inzicht werd verkregen in opzet en orga
nisatie der werkzaamheden.
Nadat deze verkenning gevolgd was door verdichting van het
net van rijkshoogtemerken d.m.v. secondaire waterpassing, was
de volgende fase het op het terrein brengen en bepalen van de
z.g. „overlappunten", waaronder wij verstaan die punten die op
de overlap van twee aan elkaar grenzende bladen voorkomen en
die in het stelsel van de R.D. door voorwaartse- en achterwaartse
snijding werden berekend, terwijl het in een enkel geval nodig
bleek tengevolge van het sterk geaccidenteerde of beboste terrein
een driehoeksnet aan te leggen.
138
fig. 1
•E
•f H