maken. Het verdient dan aanbeveling in het midden van een paneel nog een buis aan te brengen, waardoor het mogelijk wordt het scherm in de vorm van een boog op te stellen. Is de windsterkte zo groot, dat het niet mogelijk is het scherm te laten zakken om te kunnen waarnemen tegen de windrichting in, dan meten we in vakken, zoals in fig. 7 is verduidelijkt. In fig. 7 is A het punt van aanvang. De algemene windrichting wordt aangegeven door de pijl bij b. In dit geval werken we dus achteruit. Gebeurt het nu dat de windrichting de volgende dag is, zoals door de pijl a wordt aangegeven, terwijl men de vorige dag bij B is geëindigd, dan stelt men weer op in B en werkt dus voor uit. Komt de wind echter uit een richting _L de richting b, dan kan de meting worden aangevuld door opnamen uit punten, welke zich terzijde van de in de figuur voorgestelde grondslag bevinden. Het is ons bij de planchetopnamen op Schouwen duidelijk ge worden, dat het planchet in combinatie met parapluie (parasol) en windscherm zeker niet, zoals vaak gezegd wordt, uitsluitend een ,,mooi-weer-instrument" is. Wij hebben detailmetingen ver richt bij windkracht 6, d.i. bij een windsnelheid van 9,9 m12,4 m/sec., terwijl ook bij zeer buiïg weer werd doorgewerkt. De resul taten waren zelfs onder die omstandigheden, bij een punten- aantal van 100 tot 120 per dag goed te noemen. Centrering» Het is voor de planchetmeting voldoende op 1 a 2 cm nauw keurig te centreren, omdat dergelijke kleine afwijkingen vooral op kleine schaal bij de grafische methode geen invloed op het resul taat uitoefenen. Heeft men enige routine verkregen, dan is het mogelijk het planchet op het oog vrijwel direct juist op te stellen, zodat met behulp van het aan de haak hangende schietlood en vizierlineaal 145 A fig. 8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1953 | | pagina 9