zeer belangrijke hulp van landmeters werd ingeroepen. Want de werkwijze der Bildtenaars was geen uitzondering, noch beperkte deze zich tot het Noorden van ons land. Wanneer in Mei 1607 de bedijkers van de Beemster hun octrooi van Johan van Olden- barnevelt hadden ontvangen, was hun eerste werk, een bekwame landmeter aan zich te binden, ten einde een nauwkeurige kaart van het voor die tijd ontzagwekkende project te verkrijgen 3). Pieter Cornelisz. Cort van Alckmaer, ghesworen landmeter, kreeg de opdracht allereerst te maken een kaart van de Beemster, zoodanig die tegenwoordig is gelegen, bepaaldelijk op roeden en voeten, met aanteekeningen van alle gaten, vaarten, slooten en tog- ten, zoo bijzondere als van de steden en dorpen op de Beemster correspondeerende, zooals die tegenwoordig gelegen zijn en alsnu gebruikt worden." Had dus de landmeter allereerst te zorgen voor een goede overzichtskaart, hiermee was zijn werk eerst begonnen, want tot zijn taak behoorde daarna: de wijdte en diepte aan te tekenen van de vaarten en gaten die bij het droogmaken van het meer zouden moeten worden afgesloten. Verder had hij na te gaan of de omliggende landen en buitenvelden mede zouden kun nen worden gebruikt voor het maken van de definitieve Beemster- dijk en de ringsloot. Nauwelijks had landmeter Cort zijn plattegrond gereed, of deze kaart werd voor reclamedoeleinden gedrukt en uitgegeven. Zo ver scheen eind 1607 reeds bij de bekende kaartenmaker Willem Jansz. Blaeu opt Water in de Vergulde Zonnewijzer te Amster dam de ,,Caerte vande ghelegentheyt van de Beemster met de lan den die daeromme ende aangheleghen zijn, na rechte landmetersche c'oste (kunst) op perfecte maet aldus ghestelt door Pieter Cornelisz. Cort van Alckmaer, ghesworen landmeter." Uit de aard van de zaak had landmeter Cort de directe meting slechts kunnen doen langs de omtrek van het meer. Toen echter in het begin van 1608 een buitengewoon strenge vorst inviel, die het Beemstermeer met een dikke ijskorst bedekte, bood zich een gunstige gelegenheid aan, om de a.s. polder over de gehele opper vlakte te meten. Het was natuurlijk voor Cort alléén ondoenlijk om dit werk binnen de mogelijk korte vorstperiode te volbren gen. Gelijk dat vermoedelijk gebruikelijk was onder de 17e eeuwse Hollandse landmeters, werd hij hierbij door verscheidene collega's geholpen. Het bleef niet alleen bij de opmeting voor een juiste ver- kavelingskaart, maar (gelijk drie eeuwen later op andere wijze in de Wieringermeer) tevens werd op regelmatige afstanden in de meet lijnen de meerdiepte gepeild, terwijl door grondboring de aard en de hoedanigheid van de bodem nader door de landmeters werden onderzocht. Evenals tegenwoordig voorlopig nog de land meter de ,,ziel" is van een ruilverkaveling, zo was hij toentertijd ietwat de spil van voorbereiding der inpoldering: hij ging ook op pad met verscheidene gecommitteerde huislieden" uit omliggende 180

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1953 | | pagina 4