220
Van deze mededelingen hebben vooral die waarde, welke af
komstig zijn van auteurs, die zelf Egypte bereisden. De vele na-
praters bevestigen althans het werkelijke bestaan van de oorspron
kelijke bronnen.
Er ontstond langzamerhand een omvangrijk wiskundig mate
riaal, bestaande vooral uit oplossingen van practische opgaven,
waarvoor de landmeters zich gesteld zagen. De Grieken brachten
ons de principes, de algemene bewijzen. Hoogstwaarschijnlijk is
een deel van de stof daartoe geput uit de uit Egypte meegebrachte
practijk-oplossingen. Het is bekend uit de vondsten van Boghazkoi,
dat de oude volkeren veel contact met elkaar hadden. De Hetiten
b.v. wisselden zowel waren, als ideeën uit tussen Oost en West.
En uit de oude cartografie blijkt o.m., dat Babylonië en Grieken
land zeer vroeg eikaars producten en wetenschappen kenden.1)
Het feit, dat de pyramiden t.o.v. de hemelrichtingen zeer nauw
keurig zijn georiënteerd wijst er op, dat de richtingen door astro
nomische waarnemingen werden bepaald. De landmeters werden
ook harpedonaptai of touwspanners genoemd. In verband met eer
der door ons medegedeelde bijzonderheden omtrent het werk van
deze touwspanners hellen wij over tot de mening, dat men voor
het uitzetten van de rechte hoeken tevens gebruik maakte van de
(toen zeker reeds bekende) verhouding 3:4:5.
Édouard Biot heeft in 1841 in het Journal Asiatique (3ème
série, tome XI, blz. 593 vv) een exposé gegeven van een oud
Chinees werk op het gebied van de wiskunde en de astro
nomie. Dit Tcheou-pei of Tcheou-pei-souan-king, het heilige
rekenboek, is zeker het meest beroemde wiskundewerk uit
China voor de kennis van de in de Oudheid beoefende wis-
kunde-onderdelen. Het dateert waarschijnlijk uit de 7e eeuw
v. Chr. Reeds daar vindt men een onwraakbare aanhaling
van het theorema van de rechthoekige driehoek, dat bij ons
bekend is geworden als het theorema van Pythagoras. Hoe
wel het rekenvoorbeeld niet vergezeld gaat van een uitge
breide discussie tussen de hoogverheven Tcheou-kong en de
geleerde prefect Changkao, is het wel interessant dat dit „ge
sprek" plaats heeft zes eeuwen vóór Pythagoras.
Er komen reeds bij de Egyptenaren in de oudheid amuletten
voor in de vorm van meetinstrumenten (men leze b.v. het artikel
van W. H. Dammann in „der Kunstwanderer" 1920, Dez. Heft,
blz. 157160). Tekeningen van winkelhaken ziet men op wand
schildering van een graf in Thebe, welke de werkplaats van een
schrijnwerker voorstelt.2) Ook de Romeinen hadden de winkel-
1) „Klio", Beitrage zur alten Geschichte, 19ter Band, Leipzig 1925.
2) Wilkinson, Manner and customs of the ancient Egypt, London 1878, dl.
II, blz. 198 en de .Atlas zur altagyptische Kulturgeschichte" van Wreszinski,
Leipzig 1923, Tafeln 310, 314, 315.