van Alexandrië noemt wel de meetsnoeren, meetbanden, meet-
riemen en zelfs meetkettingen (Kap. XXIII: mit einer Mess-
kette oder einem geprüften Band, d.h. einem, das sich weder
ausdehnen noch zusammenziehen kan," hetgeen betekende, dat
men de ketting niet controleerde. Hij was van metaal, dus de lengte
was onveranderlijk), maar behalve dan de dioptra, blijven de in
strumenten buiten bespreking.
Daarentegen is ons wel een meer wetenschappelijke meting be
kend, die werd uitgevoerd door Eratosthenes van Alexandrië tus
sen 276 en 194 v. Chr. (zie: Miller, Die Erdmessung im Altertum
und ihr Schicksal, Stuttgart 1919). De tweede- of contrölemeting
geschiedde door mensores regios", de koninklijke landmeters.
In tegenstelling tot de Grieken waren de Romeinen meer ge
ïnteresseerd bij een practische toepassing van hun wiskundige
kennis, die zij van anderen ontvangen hadden. Zo wendden zij
die, kennis aan bij grote bouwwerken en voor militaire doeleinden,
liever dan voor welk ander doel ook. Dit feit is bewezen door een
aanhaling van Frontius, waar een Romeins ingenieur in de 2e eeuw
v. Chr. schrijft: ,,onze methode van meten was oorspronkelijk
gevestigd door de wetenschap van de Etruskische waarzeggers".
In verband hiermee is het wel interessant te noteren, dat alle
belangrijke metingen eerst werden begonnen, nadat de waarzeg
gers hun ceremonieën hadden verricht. De gromatici of agrimen-
sores, zoals de Romeinse landmeters werden genoemd, vestigden
langzamerhand een erkend beroep. Van hun diensten werd ge
bruik gemaakt zowel bij het uitzetten van de plannen voor tempel
bouw en militaire kampementen als voor wegenconstructies en de
bouw van aquaducten. Daarnaast stelden zij de grenzen vast tus
sen de bezittingen van burgers en soldaten en traden op als des
kundigen bij het herstel van verloren gegane grenzen. Het aantal
gromatici, beginnende met L. Decidius Saxa, de eerste die wordt
genoemd als ambtenaar van Antonius bij de inmeting van mili
taire kampplaatsen, groeide regelmatig en later vindt men zelfs
landmetersscholen en landmetersverenigingen.
Toen de eigendomsverhoudingen gecompliceerder werden door
de snel groeiende bevolking, werd er in deze landmetersscholen
een afzonderlijke cursus gewijd aan dat soort meetwerk.
Uit de latere jaren van het Keizerrijk zijn er bewijzen voor
handen, dat leden van het landmetersgilde hoge salarissen ont
vingen en door het verlenen van bijzondere titels werden geëerd.
Drie instrumenten waren bij de Romeinen in gebruik, namelijk
de dioptra, die wij reeds vermeldden, de groma (Gr. yvwpwv) en
de chorobates. In boek X spreekt Vitruvius ook nog over de hodo
meter (Gr.: ohoQ weg), waarmee afstanden werden gemeten
zov/el ter zee als op het land (later ook pedometer genoemd, een
223