het een ander mede omtrent de personeelsbezetting bij de ruil-
verkavelingsdienst van het kadaster. Het is niet erg geruststellend,
wat hij daar meedeelt. Voor de ruilverkaveling en her ka veling
blijkt er duidelijk een gebrek aan hoger leidinggevend personeel.
Van stagnatie van het werk kan niet gesproken worden, zegt de
Minister, maar het komende jaar zullen wij er toch rekening mee
moeten houden, dat er 5000 ha dat is 25 pet. van de elk jaar
normaal te verkavelen oppervlakte minder kunnen worden
aangevat. Het gaat hier om vrije werken buiten D.U.W.-verband
en dit betekent dus een belangrijke vermindering van de werk
gelegenheid in deze sector. Ik acht het erger, dat deze krappe
personeelsbezetting in de komende jaren een belangrijke handicap
zal zijn bij de noodzaak om soms werkverruiming te verkrijgen
door meer cultuurtechnische werken aan te vatten. Men moet
dan straks het werk met draglines en bulldozers op een gegeven
ogenblik bij deze werken opschorten en handwerk met schop en
kruiwagen weer aanvatten om voldoende werkgelegenheid te ver
krijgen. Het hogere personeel om meer werken aan te vatten is
er niet. Ik heb reeds enkele jaren de ambtsvoorganger van deze
Minister en verleden jaar ook deze Minister gewezen op de han
dicap, dat men onvoldoende personeel heeft bij de kadastrale ruil-
verkavelingsdienst, en ik twijfel er aan, of de Minister de centrale
positie van dit personeel wel juist ziet binnen het kader van de
werkgelegenheid. Ik zou het daarom op prijs stellen van de Minister
te vernemen, wat hij doet om op korte termijn dit euvel weg te nemen."
Staatssecretaris Van den Berge, die de belastingzaken besprak,
beantwoordde eveneens de Heer Engelbertink, die t.a.v. het
Kadaster enkele opmerkingen had gemaakt. (Handelingen Tweede
Kamer 2 December 1953, blz. 546):
Ik moet er toch op wijzen", zo zegt de Staatssecretaris, „dat er
inderdaad voor 1954 vijfduizend hectaren minder zullen worden ver
kaveld dan in het afgelopen jaar, maar daartegenover is in 1953
buiten het normale program voor dat jaar 36.000 hectaren extra
herverkaveld. In 1955 zal weer het normale aantal worden be
handeld. Ik meen dus, dat er alle reden is aan te nemen, dat
de normale programma's door de dienst van de ruilverkaveling
kunnen worden uitgevoerd, zonder dat er stagnatie optreedt en dat
de voorziening van personeel hier wel is gewaarborgd.
De voorbereiding ener nieuwe Pachtwet, zo wordt in het ont
werp van wet betreffende de rijksbegroting dienstjaar 1954 van
het Departement van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
opgemerkt, is een zo omvangrijke arbeid gebleken, dat de ver
wachting omtrent indiening van een ontwerp in de loop van het