Het besluit van de souvereine vorst van 23 December 1813 no. 90 Staatsblad no. 17 bepaalde, dat de wet op de grond belasting zou blijven: „in hare volle en volkomen rigueur De staatkundige gebeurtenissen der jaren 1813—1815 hadden nagenoeg volledige staking der werkzaamheden tengevolge. Bij de wet van 11 Februari 1816 werd een spoedige afwerking gelast. Hoewel bij Koninklijk Besluit van 21 December 1825 nogmaals op spoed werd aangedrongen, was de gehele arbeid op die in de provincie Limburg na pas in 1831 beëindigd. Na de vereniging met Nederland werd Limburg eerst in het tijdvak 1839 1843 gekadastreerd. Bij de beoordeling van dit werk kunnen wij ons niet aan de indruk onttrekken, dat het kennelijk geleden heeft door de voordurende aandrang tot spoed in de jaren 1825—1831. De zuivere fiscaliteit van het toenmalige Kadaster kunnen wij afleiden uit het feit. dat deze instelling werd gefundeerd zonder dat bij de opneming der eigendomsgrenzen enige contradictoire aanwijzing door de eigenaren had plaats gehad. Artikel 15 van het Recueil Méthodique omschrijft het fiscale doel duidelijk: „Le résultat du cadastre est done, de constater et de fixer le revenu importable de toutes les propriétés foncières". Twijfel behoefde dus niet te blijven bestaan en toch meende men, dat het Kadaster meer kon geven. Keizer Napoleon ver klaarde in 1807: „Le Cadastre par parcelles constituera le com plément indispensable de mon code civil". Hij zei verder: „II est nécessaire que les plans cadastraux soient tracés avec une précision suffisante et a une telle échelle qu ils puissent servir a la délimitation des propriétés foncières et a éviter tout procés a ce sujet". Deze gedachten werden in het Recueil Méthodique als volgt weergegeven: „Par la détermination parfaitement exacte des séparations, les querelles et procés interminables seront évités". Men ging zelfs zover te beweren: „dat het Kadaster in het vervolg noodzakelijk kan en moet dienen als rechtstitel om het bewijs van eigendom te leveren Ook in ons land ging men tot deze opvatting overhellen. Het Koninklijk Besluit van 8 Augustus 1828 gaf voor het eerst te kennen, dat het Kadaster bestemd is tot verwezenlijking van het specialiteitsbeginsel; de invoering van ons Burgerlijk Wetboek bekrachtigde dit besluit. Overeenkomstig het door de Regering op 13 Maart 1833 ingediende wetsontwerp tot herziening van de 20ste titel van het ontwerp Burgerlijk Wetboek dragen de artt. 10 en 20 der wet van 28 April 1834 Staatsblad no. 18 het beginsel, dat het Kadaster een element uitmaakt van het hypotheekstelsel. Na de invoering van ons B.W. op 1 October 1838 stelde men in April 1839 de verenigde kadaster- en hypotheekkantoren in. 20

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1954 | | pagina 22