de bestaande regeling, ook de vestiging van nieuwe pachten wordt
mogelijk gemaakt;
dat echter, al is dus het uitgangspunt van het middel juist,
zulks niet mee brengt, dat het desbetreffende gedeelte van de acte
van ruilverkaveling als zonder rechtskracht moet worden aangemerkt;
dat toch deze acte is opgemaakt overeenkomstig het plan, het
welk met inachtneming van de artt. 74 tot en met 80 van de wet
is vastgesteld; dat mitsdien belanghebbenden, en dus ook de als
verpachter en pachter van de onderhavige grond in het plan aan
gewezenen, gelegenheid hebben gehad hun bezwaren in te dienen
en daaromtrent een uitspraak van de rechter uit te lokken; dat
daarvan echter ten aanzien van dat onderdeel geen gebruik is
gemaakt; dat onder die omstandigheden de acte ook op dit, zij
het in strijd met art. 19 der wet aldus vastgestelde, onderdeel
rechtsgeldig moet worden geacht;
dat dus het eerste middel niet tot cassatie kan leiden;
dat echter het tweede middel doel treft; dat toch art. 86,
sprekende van hem, aan wien bij de acte enig perceel is toegewezen,
kennelijk het oog heeft op hem, aan wie in de zin van art. 71,
onder 2e een kavel in zakelijk recht is toebedeeld, en niet op
pachters die in verband met een te hunnen aanzien getroffen
regeling als bedoeld in art. 19, overeenkomstig art. 71 onder 4e
in het plan zijn vermeld;
Vernietigt de bestreden beschikking;
Verstaat dat deze uitspraak geen nadeel toebrengt aan de rechten
door partijen verkregen.
Op 30 Januari 1953 besliste de arrondissementsrechtbank te Utrecht
(Nederlandse Jurisprudentie no. 744) dat de blote eigenaar in be
ginsel het recht heeft van derden schadevergoeding te vorderen
ten einde aldus herstel van zijn rechten te verkrijgen.
Echter mag het aan de vruchtgebruiker verleende recht om de
zakelijke rechtsvorderingen des eigenaars uit te oefenen niet zonder
meer worden uitgebreid tot het uitoefenen van diens persoonlijke
vorderingen.
B*W* art* 704*
Het kantongerecht te Amsterdam deed uitspraak ten aanzien
van een gemeenschappelijk riool (Ned. Jurisprudentie no. 747).
„Door niet-gebruik door een der buren houdt een tussen twee
naburige percelen bestaand riool op gemeenschappelijk te zijn/'
De niet-gebruikende buur wordt veroordeeld tot betaling van de
helft der kosten voor reiniging enz.. Art. 735 B.W. is niet van
openbare orde.
37