Staatscommissie 1906*
Bij Koninklijk Besluit van 30 Juli 1906 no. 75 werd een Staats
commissie benoemd, die tot taak kreeg te onderzoeken:
1. Op welke wijze, zonder daarbij de belangen van 's Rijks
schatkist uit het oog te verliezen, de wetgeving op de registratie
belasting en op de hypotheekrechten ware te herzien;
2. welke veranderingen behoren te worden gebracht in de wettelijke
en administratieve bepalingen betreffende de eigendomsover
dracht van onroerende goederen en schepen, de vestiging van
rechten van hypotheek en scheepsverband, de hypothecaire
en kadastrale boekhouding en die der scheepsbewijzen
3. op welke wijze, mede in verband met de uitslag van het
onderzoek der eerste twee vragen, het dienstvak der registratie,
waarin dat van het Kadaster thans is begrepen ware te
reorganiseren.
De benoeming in deze commissie van de heren L Boer Hzn
en Eekhofbeiden ingenieur-verificateur van het Kadaster, werd
in kadastrale kringen met ingenomenheid begroet.
Op 31 Mei 1913 werd door de Commissie het eerste deel van
haar verslag aan Hare Majesteit de Koningin aangeboden. Het
gaf een antwoord op de eerste vraag die aan de Commissie ter
behandeling was voorgelegd.
Daar dit doel buiten het bestek van ons artikel valt, menen
wij met de vermelding van het feit te moeten volstaan.
De laatste twee vragen beantwoordde de Comissie in een
rapport, dat op 25 April 1916 gereed kwam. Het rapport bestaat
uit vier delen:
A. Herziening van de wettelijke en administratieve bepalingen
betreffende de eigendomsoverdracht van onroerende goederende
vestiging van hypotheekde hypothecaire- en kadastrale boekhouding
en de reorganisatie van het dienstvak der registratie.
Bij de behandeling van de vraag of een positief stelsel moest
worden ingevoerd is het oordeel van de Commissie uitgevallen
ten gunste van ons bestaande negatieve stelsel.
Ons stelsel van openbaarheid ten aanzien van de rechten op
onroerend goed is een onvolledig negatief publiciteitsstelsel.
Onvolledigomdat rechten op onroerend goed kunnen worden
verkregen of verloren gaan zonder dat daartoe publicitatie nodig
is (bijvoorbeeld door verjaring of verandering tengevolge van
vererven van een nalatenschap of door verkrijging bij huwelijk
door boedelmenging).
Negatief omdat wel publicatie nodig is om het recht te ver
krijgen, maar niet wordt onderzocht of ook voldaan is aan andere
factoren, vereist voor het intreden van het beoogde rechtsgevolg
en dus na publicatie niet vaststaat dat het recht is verkregen.
58