Prof. Dr W. Schermerhorn wijdde aan Boer de volgende woorden
in het jubileumnummer van het Tijdschrift voor Kadaster en
Landmeetkunde (50ste jaargang, 1934):
Daarvoor was de afstand tussen zijn visie en de werkelijk
heid, zoals die door de overgrote meerderheid van zijn vakgenoten
werd gezien, te groot. Boer behoorde nu eenmaal tot die figuren,
wier bijna profetische levenshouding gevoed wordt uit een dog
matische aanleg, door welke men van andere werkelijkheid abstraheert
en zich zeiven een beeld schept, dat als de werkelijkheid gaat
optreden."
De laatste jaren is het door Boer opgeworpen probleem weer
actueel geworden.
In een nota d.d. 13 November 1952 wendde de Minister van
Justitie zich tot de Commissie, belast met de herziening van ons
Burgerlijk Wetboek met de volgende vraag:
Zal het zogenaamde negatieve stelsel ten aanzien van de registers
voor zaken, voor welker overdracht of vestiging een inschrijving
in de openbare registers noodzakelijk is, gehandhaafd dienen te
blijven?
De Minister zeide in zijn toelichting, dat tussen de volgende
stelsels een keus zal moeten worden gedaan:
1. Het rechtsgevolg treedt in door de enkele akte: tegen derden
kan echter eerst na de overschrijving in het register een beroep
op het rechtsgevolg worden gedaan.
Dit was het stelsel, waarvoor de Tweede Kamer zich in 1823
oorspronkelijk uitsprak, dat de Franse wetgever in 1855 koos
(wet van 23 Maart 1855), de Nederlandse wetgeving in navolging
van het ontwerp 1898 bij de levering van octrooien volgde en
tenslotte Scholten voor de overdracht en vestiging van rechten
op onroerende goederen voor het huidig recht verdedigde (Asser II,
1945, 191 e.v.). De bezwaren tegen dit stelsel zijn, dat het on
gewenst is, dat na faillissement van de verkoper nog een over
schrijving ten nadele van de boedel kan geschieden (verg. art. 35
Faillissementswet), en dat in de ogen van het publiek overschrijving
minder belangrijk wordt.
2. Het rechtsgevolg treedt niet in zonder de overschrijving der
akte, doch het is mogelijk, dat ondanks de overschrijving het
rechtsgevolg niet intreedt, zodat derden te goeder trouw, op de
registers afgaande, de dupe kunnen worden.
Dit zogenaamde negatieve stelsel koos de Nederlandse wetgever
tenslotte in art. 639jo 671 B.W. (Noordziek 1822—23 II 422 v.;
men vergelijke H.R. 10 December 1937 N.J. '38. 335.)
De betekenis der registers is groter dan in stelsel 1, maar als
bezwaar blijft, dat derden niet op de registers kunnen vertrouwen.
3. Aan derden te goeder trouw kan niet worden tegengeworpen,
dat de registers niet de werkelijke rechtstoestand weergeven.
67