Dit is het zogenaamde positieve stelsel, dat het Grundbuchgesetz
van 1871 in Oostenrijk invoerde en dat ook Duitsland (par. 892
B.G.B.) en Zwitserland (art. 973 Z.G.B.) overnamen.
Als bezwaren tegen dit stelsel werden onder meer aangevoerd,
dat het een ambtelijke inmenging door de hypotheekbewaarder
noodzakelijk maakt en dat rechthebbenden buiten hun toedoen hun
rechten kunnen verliezen.
4. Een tussenliggend stelsel neemt niet aan, dat een derde
onvoorwaardelijk op de laatste inschrijving mag vertrouwen, maar
dat enkele gronden, tengevolge van welke de ware rechtstoestand
van de ingeschrevenen kan verschillen niet aan derden te goeder
trouw kunnen worden tegengeworpen (vernietigbaarheid van rechts
handelingen, ontwerp Staatscomm. B.W. 1899; nietigheid of ver
nietigbaarheid, ontwerp Staatscomm. hypotheekrecht 1916).
In het Voorlopig Verslag over de nota over het nieuwe B.W.
lezen wij, dat de Commissie met de Regering van oordeel is, dat
het negatieve stelsel in beginsel behouden dient te blijven.
Bij de bepaling van dit standpunt hebben vooral de volgende
argumenten haar geleid:
a. Ondanks de theoretische bezwaren, welke ongetwijfeld kunnen
worden aangevoerd tegen het gemis van volkomen rechtszekerheid
in het negatieve stelsel, blijkt dit systeem in de praktijk niet tot
grote moeilijkheden of bezwaren te leiden.
b. Zou men de grootst mogelijke rechtszekerheid willen bereiken,
dan zou zulks slechts doenlijk zijn bij een uitgebreide, tijdrovende
en kostbare ambtelijke bemoeienis. Nietemin zou volkomen juist
heid van de inschrijvingen nimmer verkregen kunnen worden.
De lasten, aan de zoëven bedoelde ambtelijke bemoeienis verbonden,
wegen naar het inzicht van de Commissie niet op tegen de
bereikbare verbeteringen.
c. De invoering van een positief stelsel zou omvangrijke over
gangsmaatregelen vergen. Kan de commissie zich dus met het
behoud van het negatieve stelsel verenigen, zij is evenals de
Regering van oordeel, dat in dit stelsel verbeteringen kunnen
en behoren te worden aangebracht. De uitwerking wil zij voorshands
gaarne aan Professor Meijers overlaten; met het beginsel, dat de
verbeteringen moeten strekken ter bescherming van derden te
goeder trouw stemt zij in. De commissie is derhalve van oordeel,
dat de conclusie n.a.v. vraag 1 behoort te luiden2)
Het verdient geen aanbeveling over te gaan op een geheel
ander systeem van grondboekhouding. Wel behoren verbeteringen
te worden aangebracht uit hoofde van de bescherming van rechten
van derden te goeder trouw door in- of overschrijving van bepaalde
68
2) Bijlagen van de Handelingen van de Tweede Kamer, zitting 1952/53, no. 2846,
no. 3, 8, 10, bij de bespreking van vraag 1.