Alleen kwam er toen geen gemeenschappelijk punt voor, waarop gericht was bij de richtingsmetingen in P en Q. Men mag derhalve verwachten dat er een manier van oplossen mogelijk is, parallel lopende aan die van opgave XIV. Door de bijzondere omstandigheden is hier echter ook nog een goniometrische oplossing toe te passen, terwijl één der inzenders uitgegaan is van een voorlopige lengte voor PQ. Oplossing 1. Wanneer we met behulp van de gegevens de figuur meetkundig willen construeren, stuiten we op moeilijkheden. Er is geen direct verband te brengen tussen de driehoeken MAP en MBQ. We gaan daarom uit van een analysefiguur, waarin we de omge schreven cirkels van de driehoeken MAP en MBQ geconstrueerd hebben. De rechte PQ snijdt deze cirkels voor de tweede maal respectievelijk in K en L, twee punten die voor ons van groot belang zijn. L MKA L MPA L MLB L MQB L AMK L APQ L BML 200 L PQB Van de driehoeken MAK en MBL zijn bijgevolg ook de hoeken MAK en MBL bekend. Met behulp van de basishoekenmethode kunnen we dus al heel eenvoudig de coördinaten van K en L berekenen. Ook kunnen we eerst de argumenten MA en MB bepalen, daaruit MK, AK, ML en BL afleiden, om vervolgens de coördinaten van K en L door snijpuntsberekening te vinden. Een methode die ook nog in aanmerking kan komen is die waarbij we eerst de coördinaten van de middelpunten van de omgeschreven cirkels bepalen en daarna die van K en L uit richting en afstand. 73

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Orgaan der Vereeniging TAK | 1954 | | pagina 25